Hieronder
deel 18 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 5. Veel
leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 17 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!
5
De volgende dag was
het donderdag. Ivo stond om half tien op. Terwijl hij ontbeet dacht
hij na over wat hij vandaag zou gaan doen. Een wandeling naar het
park zou hem vast goed doen. De zon scheen, en de lucht was egaal
blauw, dus dat was alvast mooi meegenomen. Ivo poetste zijn tanden,
trok zijn jas aan, stopte zijn mobiel in de binnenzak, en verliet
zijn woning. Ondanks het mooie weer was het rustig op straat. De
meeste mensen waren aan het werk, of elders. Het duurde niet lang
voor Ivo het park bereikte. Hij zocht een bankje uit dat op een
schapenweide uitkeek en ging zitten. Grazende schapen brachten Ivo
altijd tot rust. Op een gegeven moment kwam vanuit de verte een man
in lompen aanlopen. Hij was ongeveer vijftig jaar, en had een
pluizige baard. Hij kreeg Ivo in het vizier en naderde tot bij het
bankje. “Goedemorgen,” zei hij, “is het goed als ik naast u kom
zitten?”
“Doe maar,”
zei Ivo.
De man nam plaats
naast Ivo. “Uitstekend weer voor een wandeling, nietwaar?” zei de
man.
“Nou en of,”
zei Ivo.
“U vraagt zich
misschien af waarom ik op deze manier door het leven ga,” zei de
man. “Dat zit zo: ik ben een zwerver.”
“Ach zo,” zei
Ivo. “Is dat vervelend, om een zwerver te zijn?”
“Ach,” zei de
man, “het valt allemaal wel mee. Ik ben dan ook niet fulltime
zwerver, maar parttime. Iedere avond om tien uur ga ik naar huis, om
te eten en te slapen. Om zes uur sta ik weer op en ga ik weer
zwerven. Zo vervelend is dat niet.”
“Waarom doet u
dat?” vroeg Ivo.
“Ik kan niet
meer anders. Ik ben jarenlang zwerver geweest, tot ik een miljoen
euro erfde van mijn tante. Van het geld heb ik onder andere een huis
gekocht, hier in Zoetermeer, en daar ben ik gaan wonen. Geen groot
huis, dat vond ik niet nodig. De rest van het geld heb ik op de bank
gezet, om te rentenieren. Maar ik verveelde me te pletter thuis. Dus
ben ik weer gaan zwerven, net als vroeger. Als zwerver maak je iedere
dag weer wat nieuws mee. Gisteren heb ik een kuikentje uit het ei
zien komen, en eergisteren werd ik aangevallen door een geit. Ik
zwerf meestal in dit park. Ik hou van de natuur.”
“Verzamelt u ook
uw eigen eten?”
“Zoveel
mogelijk. Ik leef vooral van bramen en gepofte kastanjes. En ik ga
wel eens eten in restaurant De Oever, aan de rand van het park. Dat
is een vrij chique restaurant. Ik ga daar slechts ÊÊn keer in de
week heen, meestal in het weekend, om toch een beetje gezond te
blijven, want van bramen en kastanjes alleen kun je niet overleven.”
“Wat vindt de
parkopzichter ervan, dat u door dit park zwerft?”
“Hij vindt het
goed, zolang ik de andere bezoekers niet teveel lastig val. Dus vraag
ik het maar eerlijk: val ik u lastig?”
Ivo schudde zijn
hoofd. “Nee. Maar u verspreidt wel een bepaalde geur die onprettig
is.”
“Dat komt
doordat ik mezelf nooit was. Je bent een zwerver of je bent het
niet.” Hij bekeek Ivo eens goed. “En wat brengt u hier?”
“Ik dacht: laat
ik eens naar het park gaan. Dat doet me vast goed.”
“Dat heb je goed
gedacht,” zei de man. “Je moet echter wel uitkijken. 's Nachts
komen hier veel drugsdealers. En er loopt ook een potloodventer rond.
De politie heeft hem al een paar keer opgepakt, maar hij heeft een
steengoeie advocaat, dus komt hij er steeds vanaf met een boete. Een
aanfluiting voor de rechtsstaat.”
“Bedankt voor de
waarschuwing,” zei Ivo.
“Mijn naam is
trouwens Jaap de Klover,” zei de man, en stak zijn hand uit.
Ivo schudde de
hand, en zei: “Ivo Penner.”
“Aangenaam,
Ivo,” zei Jaap. Hij keek op zijn horloge. “Zo, dan ga ik nu maar
weer eens verder zwerven. Het was aangenaam praten met u. Wellicht
tot een volgende keer.”
“Insgelijks,”
zei Ivo, en keek de man na.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.
No comments:
Post a Comment