Hieronder
deel 50 (!) van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 16. Veel
leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 49 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!
En nu maar een goed
idee krijgen, dacht Ivo. Zo simpel was het allemaal niet. Misschien forceerde
hij de boel teveel. Hij zette de laptop uit, pakte een goed boek en
ging in zijn fauteuil zitten lezen. Dat hield hij vol tot het
etenstijd was. Hij bereidde voor zichzelf aardappelen met snijbonen
en lamskoteletten, en at die op. Vervolgens waste hij alles af. Hij
keek op zijn horloge: 18:34. Wat nu gezongen? Zou hij een film gaan
bekijken in de Cinemajeur? Nee. Ivo bleef vandaag liever binnen. Op
straat kon hij immers problemen krijgen. Vanavond zou hij weer eens
ouderwets tv gaan kijken. Daar was het nu echter te vroeg voor. Hij
ging weer zitten lezen in zijn fauteuil. Ivo vond het boek waar hij
mee bezig was interessant en leerzaam. Hij leerde er heel wat bij
over plot, stijl en thematiek. Hij wilde net een bladzijde omslaan
toen zijn mobiel rinkelde. Hij nam op. Het was Wilbert Eveneens.
“Goedenavond,” zei deze, “ik dacht: laat ik eens bellen. Hoe
gaat het?”
“Op zich wel
goed,” zei Ivo.
“Met mij niet zo
best. Het onvermijdelijke is gebeurd. Ik heb รฉรฉn van de
schoonmaaksters van de trap geduwd. Ze ligt nu in een coma in het
ziekenhuis.”
“Dat is niet zo
mooi,” zei Ivo.
“Ik weet het. Ik
heb de politie verteld dat ze uit zichzelf gevallen is. Maar als ze
bijkomt vrees ik dat de waarheid alsnog aan het licht zal komen. Wat
moet ik doen, wat moet ik doen?”
“Kalm blijven,”
zei Ivo. “Naar de politie gaan, en de waarheid bekennen. Dat lijkt
me in jouw geval het beste.”
“Denk je dat?
Kom ik dan niet in de gevangenis?”
“Waarschijnlijk
wel,” antwoordde Ivo.
“Dat ga ik echt
niet trekken, Ivo. Ik zag haar voor me lopen, op de trap, en opeens
schoot mijn arm uit en duwde ik haar voorover.”
“Je deed het dus
niet expres,” zei Ivo. “Ik zou dat zeker ter sprake brengen.”
“Ze zullen me
nooit geloven, Ivo. Oh, het is hopeloos.”
“Met wanhoop
bereik je niets.”
“Dat weet ik,
Ivo. Maar het ziet er heel somber voor me uit. Denk je dat ze
mobieltjes zullen toestaan in de gevangenis?”
“Geen idee,
Wilbert.”
“Misschien kan
ik jou dan niet eens meer bellen. Je komt toch wel op bezoek, hoop
ik?”
“Dat weet ik
niet. Ik heb het de laatste tijd nogal druk.”
“Dat is waar
ook. Trouwens, het schijnt dat in de gevangenis een hoop goede boeken
geschreven zijn.”
“Dat heb ik me
ook laten vertellen,” zei Ivo. “Wat dat betreft benijd ik jou dus
wel.”
“Ik zou zo met
je willen ruilen, Ivo, eerlijk waar. Maar laat ik niet op de zaken
vooruitlopen. Misschien ontwaakt Yassine, zoals ze heet, nooit uit
haar coma.”
“Hoop doet
leven,” zei Ivo.
“Dat is waar.”
“Anders nog
iets?” vroeg Ivo. Hij begon een beetje ongeduldig te worden.
“Nou...,” zei
Wilbert, “ik hoop dat je niet met deze informatie naar de politie
gaat...”
“Zoals ik al
zei, Wilbert: ik heb het erg druk. Dus nee.”
“Gelukkig maar.”
“Maar als ze me
ernaar gaan vragen zal ik niet anders kunnen dan de waarheid
spreken,” zei Ivo. “Ik hoop dat je dat begrijpt.”
“Ja, natuurlijk.
Weet je, eigenlijk zie ik steeds minder op tegen een verblijf in de
gevangenis. Misschien ga ik daar ook wel een boek schrijven.”
“Nu hoor ik je
praten,” zei Ivo. “Anders nog iets?”
“Eh... nee.
Bedankt voor je luisterend oor. Het heeft me erg veel goed gedaan.”
“Goed om te
horen. Sterkte verder.”
“Dag,” zei
Wilbert.
Ivo hing op. Het
zou er nog aan ontbreken, dacht hij bij zichzelf, iemand die me een
misdrijf opbiecht. Hij schudde vertwijfeld zijn hoofd en las verder. Toen hij dat zat was zette hij de tv aan, en keek nog wat
naar een talkshow, vรณรณr hij uiteindelijk naar bed ging. Het was een
vermoeiende dag geweest, en hij sliep alras in.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.
No comments:
Post a Comment