Hieronder deel 4 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel leesplezier!
Van al dat praten
begon Ivo dorst te krijgen. Hij liep naar de Nespresso en maakte een
kopje koffie. Tijdens die activiteit werd hij gelukkig niet gebeld.
Hij keek op zijn horloge: bijna half tien. Hij hoopte dat hij vóór de
dag om zou zijn genoeg stof voor een boek zou hebben. Het zou wat
zijn als dat hem zou lukken. Niemand zou geloven dat hij het in één
dag geschreven zou hebben. Glimlachend nam hij de kop koffie mee naar
de eettafel. Alsof het lot ermee speelde werd hij weer gebeld. “Met
Ivo Penner.”
“Dus toch! Dag
lieverd, met je moeder.”
“Dag, ma.”
“Ik zag je
advertentie staan in de krant, en ik dacht: laat ik eens bellen. Ben
je zo eenzaam, jongen, dat je een advertentie in de krant zet?”
“Nee, ma, het is
allemaal een experiment voor een boek. Heb je de advertentie niet
gelezen?”
“Heel vluchtig.
Ik zag je naam staan, en dacht: zou dat mijn Ivo zijn? Hoeveel kost
dat nou, zo'n advertentie?”
“Genoeg om een
paar weken boodschappen van te doen.”
“Goh. Dan ga ik
nu weer ophangen. Ciska van Opperland komt zo op bezoek.”
“Is goed, ma.”
Ivo hing op. Hij had er niet op gerekend dat bekenden hem zouden
opbellen. Misschien was het niet eens zo erg. Hij kon die gesprekken
later altijd nog schrappen. Prompt werd er weer gebeld. “Met Ivo
Penner.”
“Dag, met Jo
Rennaald. Ik zou het graag hebben over de individualisering van de
maatschappij. Dat moet maar eens afgelopen zijn, dat iedereen zijn
eigen gang gaat. Dat is toch helemaal niet gezellig? Vroeger, toen
hadden de mensen nog tijd voor elkaar. Maar tegenwoordig heeft
iedereen maar haast en rent van hot naar her, zonder oog te hebben
voor arme schooiers als ik. De maatschappij is ziek. En: iedereen
stinkt uit zijn bek.”
“Is dat zo?”
“Jazeker. Is dat
je nooit opgevallen? Iedereen stinkt vreselijk uit zijn bek. Omdat
niemand meer een praatje maakt met elkaar. Alle bacteriën stapelen
zich maar op in die monden, en als iemand dan al eens zijn scheur
opentrekt, dan nemen die bacteriën hun kans waar en schieten zo je
neus in. Afschuwelijk, Ivo! Daarom vind ik uw initiatief ook zo goed.
Via de telefoon ruik je al die stinkende bekken niet.”
“Dan bent u
zeker ook wel een voorstander van e-mail en sociale media?”
“Nee! Absoluut
niet! Die verergeren juist de individualisering! Ze moeten al die
computers van grote hoogte op straat gooien. Weg met die rommel!
Vroeger had je die onzin allemaal niet. Toen gingen de mensen nog bij
elkaar op bezoek. En niks geen stinkende bakkesen. Iedereen rook fris uit zijn mond! Zelfs de oude mensen. Men at toen ook veel gezonder.
Tegenwoordig eet iedereen suikergoed en vette rotzooi. De bacteriën
lachen zich rot! Dat wilde ik even kwijt.”
“Ik merk het,
Jo. Anders nog iets?”
“Ja, als we dan
toch bezig zijn, dan zou ik graag de groeten willen doen aan
Josephine van den Akkerland. Ik heb bij haar in de klas gezeten. We
hadden de grootste lol samen, tot ze me begon te negeren. Ik heb dat
altijd heel pijnlijk gevonden. Wat heb ik toch verkeerd gedaan,
Josephine? Kunnen we erover praten? Josephine, als je dit leest, bel
me dan. Ik sta in het telefoonboek van Rijswijk.”
“Dus u wilt niet
onder een pseudoniem in dit boek verschijnen?”
“Jawel, toch
wel. Maar ik redeneer dat Josephine wel weet hoe ik echt heet.”
“Er is alleen
één probleem. Omdat ik niet zeker weet of Josephine het op prijs
stelt dat ze in dit boek wordt opgenomen zal ik voor haar ook een
pseudoniem moeten gebruiken.”
“Oh, nou ja. Ze
had blonde vlechtjes, blauwe ogen, een beugelbek, sproetjes op haar
wangen, hazentanden, geschaafde knieën, en ze droeg meestal rode
klompen. Dat kan bijna niet missen. Bel me, Josephine.”
“Oké. Anders
nog iets?”
“Nee, Ivo, dat
was het. Ik zie je boek met spanning tegemoet.”
“Anders ik wel.
Tot ziens, Jo.” Ivo hing op. Hij had er niet echt op gerekend, maar
ergens was het wel logisch dat mensen verzoeken zouden doen in zijn
boek. Veel mensen lezen boeken.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.
No comments:
Post a Comment