Hieronder
deel 9 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel
leesplezier!
Het
duurde niet al te lang of Ivo bereikte de bibliotheek. Hij liep
meteen door naar de krantenafdeling, waar hij de Volkskrant van die
dag pakte. Hij liep naar een tafeltje met stoel, ging zitten en begon
te lezen. Een man bekeek Ivo van een afstand. Hij trad naderbij, en
vroeg: “Leest u die krant elke dag?”
Ivo schudde zijn
hoofd. “Alleen als ik hier ben.”
“Gisteren stond
er een merkwaardig artikel in. Over een aap die tot honderd kon
tellen. Zijn baasjes hadden hem dat geleerd. Er stond ook iets in
over een schip dat spoorloos verdwenen is. Ja, ik lees graag kranten.
U ook?”
Ivo knikte.
“In de oertijd
hadden ze geen kranten,” zei de man.
“Dat denk ik ook
niet,” zei Ivo.
“Maar ze hadden
toen al wel nieuws. Dat moet haast wel. Er is altijd al nieuws
geweest. Maar het is niet altijd opgeschreven. Jammer eigenlijk. Ik
had graag geweten wat er allemaal voor nieuws was in de oertijd. U
ook?”
Ivo haalde zijn
schouders op. “Niet echt. Er gebeurde niet zoveel in de oertijd.
Het was allemaal van hetzelfde. 'Man slaat andere man met bot'.
'Mammoet gevangen'. 'Familie Grom vermist'. Dat soort dingen.”
“Precies,
precies. Ik ken toevallig een familie Grom. Ze zijn niet vermist. Was
het maar waar. Ze maken nogal veel herrie. Ik heb er al een paar keer
iets van gezegd, maar ze lachen me gewoon uit.”
“Herrie is erg
vervelend,” zei Ivo.
“Zeker weten.
Weet je wat ik een mooi geluid vind? Het kabbelen van een beek. Daar
kan ik uren naar luisteren. Jammer dat er hier in Zoetermeer geen
beekjes zijn, voor zover ik weet. Als ik op vakantie ben in
Zwitserland bezoek ik steevast een beekje. En dan maar luisteren. Ik
word daar erg rustig van. Mijn vrouw ook. Zij gaat alleen nooit mee.
Ze past altijd op de caravan als ik naar beekjes ga. Iemand moet het
toch doen. En ik heb mijn rust meer nodig dan zij.”
“Kunnen jullie
niet met de caravan bij een beekje gaan staan?”
Gert schudde zijn
hoofd. “Liever niet. Ik luister liever niet te lang naar ÊÊn en
hetzelfde geluid. Toch kan ik me voorstellen dat u dat zegt. Een
caravan is nu eenmaal gemaakt om mee rond te reizen. Maar onze
caravan heeft twee lekke banden. Dat hebben onverlaten gedaan.
Derhalve kunnen we hem niet meer vervoeren. Ik en mijn vrouw zijn
veroordeeld tot ÊÊn en dezelfde camping, jaar in, jaar uit. Maar we
maken wel uitstapjes. De ene keer mijn vrouw, de andere keer ik. Er
blijft altijd iemand achter om op de caravan te passen. Gaat u wel
eens op vakantie?”
“Soms,” zei
Ivo.
“Je moet niet te
vaak op vakantie gaan. Dat is ecologisch onverantwoord. Hooguit ÊÊn
keer per jaar. Hoe vaak gaat u?”
“Ik ga gemiddeld
ÊÊn keer in de twee jaar,” zei Ivo. “Vaker vind ik niet nodig.”
Gert keek Ivo aan.
“U heeft zeker het hele jaar al vakantie, of vergis ik mij?”
“Ik ben
schrijver van beroep,” zei Ivo.
“Is het
werkelijk? Wat schrijft u dan zoal?”
“Vooral romans.
Maar ik heb er nog geen een gepubliceerd.”
“Ik ook niet.”
“Schrijft u
ook?”
“Nee, maar mijn
vrouw wel. Ze wil haar boeken per se onder mijn naam publiceren. Ik
vind dat niet zo erg. Ze schrijft best leuke verhalen. Sprookjes.
Over Timo de Vos, die kan praten. Hij zegt wel eens dingen die hij
beter niet kan zeggen, en komt daardoor steeds in de problemen.
Kinderen kunnen best wat van die boeken leren, denk ik. Volwassenen
ook wel. Ik heb er bijvoorbeeld van geleerd dat ik beter moet letten
op wat ik zeg. Vroeger zei ik alles wat maar in me opkwam.
Tegenwoordig doe ik dat alleen bij bepaalde mensen. Mensen als u.
Toen ik u binnen zag komen lopen, daarnet, dacht ik bij mezelf: daar
kan ik wel even een praatje mee maken. Die struikelt niet over alles
wat ik zeg. Klopt dat?”
“Ik ben over het
algemeen een verdraagzaam persoon,” zei Ivo.
“Dat
dacht ik al,” zei Gert. “Voorzichtigheid is echter geboden. Je
moet als mens nu ook weer niet te
verdraagzaam zijn. Moord en doodslag moeten we niet tolereren.
Armoede ook niet. De barricaden moeten we op. Iets anders zit er voor
een weldenkend mens niet op. Ik heb er een traktaat over geschreven.
Wacht, misschien heb ik hem toevallig bij me...” Hij zocht in de
zakken van zijn overjas, maar kon het traktaat niet vinden. “Helaas,”
zei hij, “ik denk dat ik hem thuis heb laten liggen. Als u mij uw
adres geeft kan ik hem naar u opsturen.”
“Dat zal niet
nodig zijn,” zei Ivo.
“Weet u het
zeker? Er staan stellingen in die een discussie helemaal kunnen
openbreken. ”
“Nee dank je,”
zei Ivo.
“Jammer,” zei
de man. “U kunt me altijd bellen. Ik sta in het telefoonboek, onder
de naam Gert Haatspaanders.”
“Ik zal het
onthouden,” zei Ivo. De man droop af. Ivo las verder.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.
No comments:
Post a Comment