Friday, December 11, 2015

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 9

Hieronder deel 9 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel leesplezier!


Het duurde niet al te lang of Ivo bereikte de bibliotheek. Hij liep meteen door naar de krantenafdeling, waar hij de Volkskrant van die dag pakte. Hij liep naar een tafeltje met stoel, ging zitten en begon te lezen. Een man bekeek Ivo van een afstand. Hij trad naderbij, en vroeg: “Leest u die krant elke dag?”
Ivo schudde zijn hoofd. “Alleen als ik hier ben.”
“Gisteren stond er een merkwaardig artikel in. Over een aap die tot honderd kon tellen. Zijn baasjes hadden hem dat geleerd. Er stond ook iets in over een schip dat spoorloos verdwenen is. Ja, ik lees graag kranten. U ook?”
Ivo knikte.
“In de oertijd hadden ze geen kranten,” zei de man.
“Dat denk ik ook niet,” zei Ivo.
“Maar ze hadden toen al wel nieuws. Dat moet haast wel. Er is altijd al nieuws geweest. Maar het is niet altijd opgeschreven. Jammer eigenlijk. Ik had graag geweten wat er allemaal voor nieuws was in de oertijd. U ook?”
Ivo haalde zijn schouders op. “Niet echt. Er gebeurde niet zoveel in de oertijd. Het was allemaal van hetzelfde. 'Man slaat andere man met bot'. 'Mammoet gevangen'. 'Familie Grom vermist'. Dat soort dingen.”
“Precies, precies. Ik ken toevallig een familie Grom. Ze zijn niet vermist. Was het maar waar. Ze maken nogal veel herrie. Ik heb er al een paar keer iets van gezegd, maar ze lachen me gewoon uit.”
“Herrie is erg vervelend,” zei Ivo.
“Zeker weten. Weet je wat ik een mooi geluid vind? Het kabbelen van een beek. Daar kan ik uren naar luisteren. Jammer dat er hier in Zoetermeer geen beekjes zijn, voor zover ik weet. Als ik op vakantie ben in Zwitserland bezoek ik steevast een beekje. En dan maar luisteren. Ik word daar erg rustig van. Mijn vrouw ook. Zij gaat alleen nooit mee. Ze past altijd op de caravan als ik naar beekjes ga. Iemand moet het toch doen. En ik heb mijn rust meer nodig dan zij.”
“Kunnen jullie niet met de caravan bij een beekje gaan staan?”
Gert schudde zijn hoofd. “Liever niet. Ik luister liever niet te lang naar ÊÊn en hetzelfde geluid. Toch kan ik me voorstellen dat u dat zegt. Een caravan is nu eenmaal gemaakt om mee rond te reizen. Maar onze caravan heeft twee lekke banden. Dat hebben onverlaten gedaan. Derhalve kunnen we hem niet meer vervoeren. Ik en mijn vrouw zijn veroordeeld tot ÊÊn en dezelfde camping, jaar in, jaar uit. Maar we maken wel uitstapjes. De ene keer mijn vrouw, de andere keer ik. Er blijft altijd iemand achter om op de caravan te passen. Gaat u wel eens op vakantie?”
“Soms,” zei Ivo.
“Je moet niet te vaak op vakantie gaan. Dat is ecologisch onverantwoord. Hooguit ÊÊn keer per jaar. Hoe vaak gaat u?”
“Ik ga gemiddeld ÊÊn keer in de twee jaar,” zei Ivo. “Vaker vind ik niet nodig.”
Gert keek Ivo aan. “U heeft zeker het hele jaar al vakantie, of vergis ik mij?”
“Ik ben schrijver van beroep,” zei Ivo.
“Is het werkelijk? Wat schrijft u dan zoal?”
“Vooral romans. Maar ik heb er nog geen een gepubliceerd.”
“Ik ook niet.”
“Schrijft u ook?”
“Nee, maar mijn vrouw wel. Ze wil haar boeken per se onder mijn naam publiceren. Ik vind dat niet zo erg. Ze schrijft best leuke verhalen. Sprookjes. Over Timo de Vos, die kan praten. Hij zegt wel eens dingen die hij beter niet kan zeggen, en komt daardoor steeds in de problemen. Kinderen kunnen best wat van die boeken leren, denk ik. Volwassenen ook wel. Ik heb er bijvoorbeeld van geleerd dat ik beter moet letten op wat ik zeg. Vroeger zei ik alles wat maar in me opkwam. Tegenwoordig doe ik dat alleen bij bepaalde mensen. Mensen als u. Toen ik u binnen zag komen lopen, daarnet, dacht ik bij mezelf: daar kan ik wel even een praatje mee maken. Die struikelt niet over alles wat ik zeg. Klopt dat?”
“Ik ben over het algemeen een verdraagzaam persoon,” zei Ivo.
“Dat dacht ik al,” zei Gert. “Voorzichtigheid is echter geboden. Je moet als mens nu ook weer niet te verdraagzaam zijn. Moord en doodslag moeten we niet tolereren. Armoede ook niet. De barricaden moeten we op. Iets anders zit er voor een weldenkend mens niet op. Ik heb er een traktaat over geschreven. Wacht, misschien heb ik hem toevallig bij me...” Hij zocht in de zakken van zijn overjas, maar kon het traktaat niet vinden. “Helaas,” zei hij, “ik denk dat ik hem thuis heb laten liggen. Als u mij uw adres geeft kan ik hem naar u opsturen.”
“Dat zal niet nodig zijn,” zei Ivo.
“Weet u het zeker? Er staan stellingen in die een discussie helemaal kunnen openbreken. ”
“Nee dank je,” zei Ivo.
“Jammer,” zei de man. “U kunt me altijd bellen. Ik sta in het telefoonboek, onder de naam Gert Haatspaanders.”
“Ik zal het onthouden,” zei Ivo. De man droop af. Ivo las verder.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

No comments:

Post a Comment