Hieronder
deel 13 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het einde van hoofdstuk 3. Veel
leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 12, en laat me weten wat je ervan vindt!
Ivo ging op weg
naar huis. Hier en daar waren wat wolken verschenen aan het
firmament. Ivo voelde zich een beetje ongemakkelijk. Hij praatte
normaal nooit zoveel op een dag. Hij besloot zich er niets van aan te
trekken en stevig door te lopen. Op een gegeven moment kwam in de
verte een man met een envelop in zijn hand aanlopen. Hij bleef bij
een straatnaambordje staan en schudde zijn hoofd. Die is ergens naar
op zoek, dacht Ivo bij zichzelf. De man kreeg de naderende Ivo in de
gaten. “Meneer,” vroeg de man, “weet u misschien waar de
Postzegellaan is?”
Ivo schudde zijn
hoofd. “Ik heb eerlijk gezegd nog nooit van die straat gehoord.”
“Ik ook niet,”
zei de man. Hij hield de envelop omhoog. “Deze envelop is
geadresseerd aan de Postzegellaan 26 in Zoetermeer. Ik vond hem zonet
op straat, en dacht: de postbode is hem zeker verloren. Laat ik hem
dan zelf maar bezorgen. Maar de Postzegellaan is nergens te vinden.”
“Vervelend,”
zei Ivo.
“Ja, het is
altijd wat. Gisteren ben ik gevallen met mijn fiets, en nu dit. Ik
heb wel gehoord van de Filatelielaan, maar die ligt in Middelburg.
Mijn ouders wonen in Middelburg, en ik ga ze in de zomer altijd
bezoeken. Dan neem ik mijn zwembroek mee, want ze hebben een zwembad
in de tuin. Helaas is mijn motoriek niet al te best. Daarom ben ik
gisteren ook gevallen met mijn fiets. Ik wilde een egel ontwijken,
knalde tegen de stoeprand, en viel op de grond. Wat die egel daar
deed weet ik niet. Egels horen niet in de stad thuis, die moeten in
de natuur blijven. Ja, egels kun je maar beter ontwijken met je
fiets, want ze hebben erg scherpe stekels. Dat heb ik een keer aan
den lijve mogen ondervinden. Ik was aan het fietsen in de natuur,
toen ik opeens heel nodig moest poepen. Dat deed ik ergens in de
bosjes, maar ik verloor mijn evenwicht, en toen ging ik pardoes op
een egel zitten. Hij was op slag dood, maar die stekels boorden zo
mijn bips in. Pijn dat dat deed! Een voorbijganger heeft de stekels
er met een pincet uitgehaald. Dat was erg aardig van hem. We spreken
nog geregeld af. Maar ik ga nooit meer wildpoepen.”
“Erg
verstandig,” zei Ivo.
“Dank u,” zei
Jules. Hij bekeek Ivo nog eens goed. “Ik heb u hier nog nooit
gezien, klopt dat?”
“Ik loop hier
geregeld,” zei Ivo, “maar u keek toen waarschijnlijk net steeds
een andere kant op.”
“Dat zou goed
kunnen. Gaat u ergens heen?”
“Ik ben op
doorreis van mijn ouders naar mijn eigen huis. Ik loop dan meestal
via deze straat.”
“Ach zo,” zei
Jules. “Ik wou dat ik eens wat vaker op bezoek kon bij mijn ouders,
maar Middelburg is niet bepaald naast de deur. Ik ga er altijd met de
trein heen. Maar u kunt dus lopend naar uw ouders?”
“Ja,” zei Ivo.
“U boft maar. Ik
heb een keer geprobeerd om met de fiets naar mijn ouders te gaan,
maar ik ben halverwege teruggekeerd. Het waaide te hard.”
“Zulke dingen
kunnen gebeuren,” zei Ivo.
“Inderdaad,”
zei Jules. “Maar u weet dus echt niet waar de Postzegellaan is?”
“Nee.”
“Jammer,” zei
Jules. “Dan vraag ik het wel aan iemand anders.”
“Doe dat,” zei
Ivo, en liep verder. Hij mocht zich nu wel haasten als hij vóór de
spits thuis wilde zijn. Hij stapte en stapte, en kwam uiteindelijk
bij zijn flat aan. Hij nam de lift en verschafte zichzelf toegang tot
zijn woning. Het was nu half vijf: tijd voor ontspanning. Hij
luisterde enkele muzieknummers op zijn mp3-speler. Vervolgens kookte
hij stamppot spinazie met ei. Na de afwas nam hij plaats op zijn
fauteuil en nam zijn mobiel ter hand. Volgens zijn voicemail had hij
zevenenveertig nieuwe berichten. Hij beluisterde enkele ervan, en
wiste ze vervolgens allemaal. Hij zette de tv aan en keek naar een
film, alvorens naar bed te gaan.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.