Tuesday, January 12, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 12

Hieronder deel 12 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 3. Veel leesplezier. Lees ook deel 1 t/m 11!


3

Ivo arriveerde bij het huis van zijn ouders. Ze woonden er sinds ze getrouwd waren, wat nu toch alweer zo'n dertig jaar geleden was. Ivo was hier geboren, en had er vrij lang gewoond. Hij had mooie herinneringen aan zijn tijd in dit huis, maar ook minder mooie. Hij belde aan. Hetty Penner-Duimelaer, een donkerblonde vrouw van in de zestig met een spitse neus, deed open. “Ivo!” riep ze. “Wat doe jij hier? Ik dacht dat je druk bezig was met telefoneren, voor je nieuwe boek.”
“Dat is van de baan,” zei Ivo. “In plaats daarvan kom ik bij jullie op bezoek.”
“Wat een eer,” zei Hetty. “Kom snel binnen.” Ze liepen samen via de hal naar de woonkamer. Aan de eettafel zat Abraham Penner, een corpulente zestiger met een kalend hoofd en wollen trui aan. Hij had een landkaart voor zich, keek daarvan op, en zei: “Dag, Ivo.”
“Dag, vader.”
“Je vader is net bezig een route uit te stippelen voor onze fietsvakantie in de Ardennen,” zei Hetty.
“Dat is mooi,” zei Ivo. Hij nam schuin tegenover zijn vader plaats aan de eettafel.
“Wat wil je drinken?” vroeg Hetty.
“Doe maar bier,” zei Ivo.
Hetty liep naar de keuken, haalde een flesje bier uit de koelkast, verwijderde de dop, en zette het flesje voor Ivo's neus neer. Ze nam plaats tegenover Ivo. “Hoorde ik het nou goed?” zei ze. “Is je nieuwe boek van de baan?”
Ivo knikte. “Ik had er geen zin meer in.”
“Waarom dan niet?”
Ivo haalde zijn schouders op. “De gesprekken begonnen me tegen te staan. Ik verzin wel wat anders.”
“Nochtans leek het me wel een goed idee.”
“Mij ook,” zei Ivo. “Maar de uitvoering is vers twee.”
“Jammer,” zei Hetty. “Ik had gehoopt dat je nu eindelijk eens een boek af zou krijgen.”
“Je kunt zulke dingen nu eenmaal niet forceren,” zei Ivo. “Zoals ik al zei, ik verzin wel wat anders.” Hij keek naar zijn vader, die de landkaart zat te bestuderen. “Lukt het?” vroeg hij.
Abraham knikte, en hield de kaart omhoog. “Hier gaan we allemaal heen,” zei hij, en wees de plaatsen aan. “Een kind kan de was doen.”
“Dat is mooi,” zei Ivo. Hij had zelf ook wel graag op vakantie gewild, maar kon het niet betalen. Zeker nu hij die uitgave voor de advertentie in de krant had gehad. Eigenlijk vond hij het best jammer dat het nergens toe had geleid. Misschien zou hij later op de dag zijn voicemail nog wel eens afluisteren.
“Ik heb altijd al naar de Ardennen gewild,” zei Hetty. “Ciska van Opperland zegt dat het daar erg mooi is.”
“Heb je haar weer gesproken?” vroeg Abraham.
Hetty knikte. “Gisteren, toen jij bezig was in de tuin. Ze kwam even langs om een geleende jurk terug te brengen.” Tegen Ivo zei ze: “Ciska en ik hebben dezelfde maat kleding. We lenen elkaars kleren. Zo bespaar je een hoop geld.”
“Ik dacht dat Ciska zo goed boerde met haar kaartenverkoop?” vroeg Ivo.
“Dat doet ze ook,” zei Hetty. “Maar daarom kun je toch nog wel geld besparen?”
“Maar als zij jouw jurken draagt slijten ze wel,” protesteerde Abraham.
“Maar ik draag ook haar jurken,” zei Hetty. “Het รฉรฉn heft het ander op.”
“Maar je moet wel steeds die jurken wassen als Ciska ze gedragen heeft.”
Hetty schudde haar hoofd. “Dat doet ze zelf, voordat ze ze bij mij terugbrengt. Ik doe hetzelfde met haar jurken.”
“Dan is het goed,” zei Abraham. “Trouwens, kun jij zien wat hier staat? Er zit een vlek voor mijn ogen.” Hij wees een plaats aan op de kaart.
“Brussel,” zei Hetty.
“Daar kunnen we ook nog wel naartoe,” zei Abraham.
“Dat lijkt me een goed idee,” zei Hetty. “Een neef van een vriendin van mij woont daar. Hij zegt dat je daar prima restaurants hebt.”
“Dat mag ook wel,” zei Abraham. “Brussel is een grote stad. Als je daar niet goed kunt eten, waar dan wel?”
“Bij de snackbar aan het Stadhuisplein hebben ze goede patat,” zei Ivo. “Ik kom er net vandaan.”
“Ik hou niet zo van patat,” zei Hetty.
Abraham fronste zijn voorhoofd. “Dan kunnen we misschien beter niet naar de Ardennen gaan. Ze hebben daar veel patat. Het komt er praktisch vandaan.”
“Is dat zo?” vroeg Hetty. “Ik dacht altijd dat patat was uitgevonden door de Azteken.”
“Je bent in de war met de kalender,” zei Abraham. “Die is uitgevonden door de Azteken.”
“Toch wil ik wel naar de Ardennen,” zei Hetty. “Dan hou ik mijn neus wel dicht.”
“In de bossen zul je wel geen frietkramen hebben,” stelde Ivo haar gerust.
“Dat denk ik ook niet,” zei Abraham. “Er komen daar veel te weinig mensen om een rendabele frietkraam op te zetten.”
“Ciska zegt anders dat de Ardennen een populaire vakantiebestemming zijn,” zei Hetty. “Dat heeft ze in een boekje gelezen.”
“Die Ciska gelooft alles wat in boeken staat,” zei Abraham. “Ze zou beter eens haar school afmaken.”
“Je weet dat ze moeite heeft met leren,” zei Hetty. “Daar kan ze niets aan doen. Haar vader was onderwijzer, waardoor Ciska vroeger veel gepest is. Zoiets beรฏnvloedt je schoolresultaten.”
“Welnee,” zei Abraham. “Ik ben vroeger ook gepest, en toch heb ik mijn school afgemaakt.”
“Omdat jij altijd spiekte,” zei Hetty.
“Onzin,” zei Abraham. “Mijn ogen waren daar veel te slecht voor. Toen al. En het is er niet beter op geworden, dat kan ik je verzekeren. Ik kan bijvoorbeeld maar met moeite deze kaart lezen. Wat staat hier?” Hij wees weer een plaatsnaam aan.
“Luik,” zei Hetty. “Daar kunnen we ook wel heen.”
“Hoe gaan jullie daar eigenlijk naartoe?” vroeg Ivo.
“Met de auto,” zei Abraham.
“Gaat dat wel, met je ogen?” vroeg Ivo.
“Jawel,” zei Abraham.
“Hij gaat binnenkort weer naar de opticien,” zei Hetty. “Voor een nieuwe bril. De oude is hij verloren in de wasserette.”
“Een peuter is ermee aan de haal gegaan,” zei Abraham. “Ik bukte om hem in zijn wang te knijpen en toen griste hij hem van mijn hoofd, om er vervolgens mee weg te rennen. Ik ben hem achterna gegaan, maar ik kon hem niet bijhouden.”
“Je moet ook eens wat meer aan sport doen,” zei Hetty.
“Als ik weer een bril heb,” zei Abraham.
Ivo keek op zijn horloge: bijna drie uur. Hij wilde vรณรณr de spits thuis zijn, dus stond hij op, en zei: “Ik ga weer.”
“Dat is goed, jongen,” zei zijn moeder. “Ik loop wel even met je mee.”
“Dag, vader,” zei Ivo.
“Dag, zoon,” zei Abraham.
Hetty ging Ivo voor naar de voordeur en gaf hem een kus op de wang. “Wel thuis, jongen,” zei ze.
“Dag, moeder,” zei Ivo.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

No comments:

Post a Comment