Hieronder
deel 11 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 2. Veel
leesplezier, en de beste wensen voor het nieuwe jaar!
Buiten ging Ivo op
een bankje zitten om de patat met mayonaise en de kroket op te eten.
De zon scheen nog steeds, en de wind was wat gaan liggen. Op een
gegeven moment kwam er een oude man in donkerbruin pak met een
rollator naast hem zitten. Weer een gesprek, dacht Ivo, en de man
zei: “Smaakt het?”
Ivo knikte.
“Geniet er maar
van,” zei de oude man. “Je weet nooit of er een dag komt dat het
niet meer kan. Zoals bij mij. Ik at vroeger graag een patatje, maar
tegenwoordig mag dat niet meer, omdat ik een darmziekte heb. Ik mag
ook geen alcohol meer. Als ik geen friet en bier meer mag, waarvoor
leef ik dan nog eigenlijk?”
Daar wist Ivo niet
meteen op te antwoorden.
“Het is allemaal
de schuld van de kabouters,” ging de oude man verder. “Als die
mij niet een bedorven tosti hadden gegeven had ik die ziekte nooit
gekregen. Het is een hele zeldzame ziekte die ik heb.”
“Ja?”
“Ja. Slechts één
op de vier miljoen mensen heeft hem. Dat wil echter niet zeggen dat
je er niet oud mee kunt worden. Ik ben tweeΓ«ntachtig. Dat is best
oud, maar ik hoop honderdvier te worden. Dat is ouder dan mijn vader
zaliger. Hij is gestorven tijdens een potje basketbal. Hij sprong
met zijn hoofd tegen de basket. Twee schedelbreuken, die hem fataal
werden. Ja, hij was nog kwiek op zijn oude dag. Ik zit opgescheept
met die rottige rollator. Maar ik zal de honderdvier halen, al is het
het laatste wat ik doe. Dan heb ik mijn vader tenminste qua
levensduur verslagen.”
“Was er
competitie tussen jullie twee?” vroeg Ivo.
“Nou en of,”
zei de oude man. “We maakten van alles een wedstrijdje. Wie het
langst zijn plas kon ophouden, wie het langst zonder eten kon, wie
het langst zijn adem kon inhouden – dat soort dingen. Iedere keer
won hij. Maar wie het langst leeft, dat zal ik zijn.” De oude man
bekeek Ivo. “U vindt het niet vervelend dat ik een praatje maak?”
“Welnee,” zei
Ivo.
“Ik zag u hier
zo alleen zitten, en dacht: die kan wel wat gezelschap gebruiken.
Ikzelf trouwens ook. Vandaar. Woont u hier in Zoetermeer?”
Ivo knikte.
“Geboren en getogen.”
“Voor een oude
van dag als ik is het hier ideaal. Alles binnen handbereik. Mijn hart
vaart er wel bij. Want ja, ook mijn hart is zwak. Alles is zwak aan
mij, behalve mijn wilskracht. Die is oersterk.” Hij kuchte in zijn
vuist. Hij kuchte, en
kuchte nogmaals. Hij bleef maar kuchen. “Excuseer,” zei hij, “ik
denk dat ik verkouden begin te worden. Dat is het nadeel van ouder
worden: je bent ziek voor je er erg in hebt. Gezondheid is nog altijd
het allerbelangrijkste in een mensenleven. Wees maar blij dat u er
hier nog zo fief bij zit. Al kijkt u wel een beetje sip. Gaat het wel
goed met u?”
“Ups en downs.”
“Als ik u
verveel moet u het maar zeggen, meneer. Dan loop ik wel een blokje
om. Dat gaat nog best met mijn rollator. Waar zou ik zijn zonder mijn
rollator? Wat een uitvinding.”
Ivo zweeg en at
zijn patat verder op. Het was goede patat, daar kon geen twijfel over
bestaan. De kroket was ook niet verkeerd. De zon scheen nog steeds
met genadeloze kracht. Ivo voelde aan zijn voorhoofd, die verbrand
aanvoelde. Nu al? En hij moest nog naar zijn ouders lopen, voor een
bezoekje. Laat ik dan maar snel gaan, dacht hij bij zichzelf. Hij nam
afscheid van de man, deponeerde het afval in de afvalbak, en ging op
weg.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.
No comments:
Post a Comment