Saturday, January 2, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 11

Hieronder deel 11 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 2. Veel leesplezier, en de beste wensen voor het nieuwe jaar!


Buiten ging Ivo op een bankje zitten om de patat met mayonaise en de kroket op te eten. De zon scheen nog steeds, en de wind was wat gaan liggen. Op een gegeven moment kwam er een oude man in donkerbruin pak met een rollator naast hem zitten. Weer een gesprek, dacht Ivo, en de man zei: “Smaakt het?”
Ivo knikte.
“Geniet er maar van,” zei de oude man. “Je weet nooit of er een dag komt dat het niet meer kan. Zoals bij mij. Ik at vroeger graag een patatje, maar tegenwoordig mag dat niet meer, omdat ik een darmziekte heb. Ik mag ook geen alcohol meer. Als ik geen friet en bier meer mag, waarvoor leef ik dan nog eigenlijk?”
Daar wist Ivo niet meteen op te antwoorden.
“Het is allemaal de schuld van de kabouters,” ging de oude man verder. “Als die mij niet een bedorven tosti hadden gegeven had ik die ziekte nooit gekregen. Het is een hele zeldzame ziekte die ik heb.”
“Ja?”
“Ja. Slechts één op de vier miljoen mensen heeft hem. Dat wil echter niet zeggen dat je er niet oud mee kunt worden. Ik ben tweeΓ«ntachtig. Dat is best oud, maar ik hoop honderdvier te worden. Dat is ouder dan mijn vader zaliger. Hij is gestorven tijdens een potje basketbal. Hij sprong met zijn hoofd tegen de basket. Twee schedelbreuken, die hem fataal werden. Ja, hij was nog kwiek op zijn oude dag. Ik zit opgescheept met die rottige rollator. Maar ik zal de honderdvier halen, al is het het laatste wat ik doe. Dan heb ik mijn vader tenminste qua levensduur verslagen.”
“Was er competitie tussen jullie twee?” vroeg Ivo.
“Nou en of,” zei de oude man. “We maakten van alles een wedstrijdje. Wie het langst zijn plas kon ophouden, wie het langst zonder eten kon, wie het langst zijn adem kon inhouden – dat soort dingen. Iedere keer won hij. Maar wie het langst leeft, dat zal ik zijn.” De oude man bekeek Ivo. “U vindt het niet vervelend dat ik een praatje maak?”
“Welnee,” zei Ivo.
“Ik zag u hier zo alleen zitten, en dacht: die kan wel wat gezelschap gebruiken. Ikzelf trouwens ook. Vandaar. Woont u hier in Zoetermeer?”
Ivo knikte. “Geboren en getogen.”
“Voor een oude van dag als ik is het hier ideaal. Alles binnen handbereik. Mijn hart vaart er wel bij. Want ja, ook mijn hart is zwak. Alles is zwak aan mij, behalve mijn wilskracht. Die is oersterk.” Hij kuchte in zijn vuist. Hij kuchte, en kuchte nogmaals. Hij bleef maar kuchen. “Excuseer,” zei hij, “ik denk dat ik verkouden begin te worden. Dat is het nadeel van ouder worden: je bent ziek voor je er erg in hebt. Gezondheid is nog altijd het allerbelangrijkste in een mensenleven. Wees maar blij dat u er hier nog zo fief bij zit. Al kijkt u wel een beetje sip. Gaat het wel goed met u?”
“Ups en downs.”
“Als ik u verveel moet u het maar zeggen, meneer. Dan loop ik wel een blokje om. Dat gaat nog best met mijn rollator. Waar zou ik zijn zonder mijn rollator? Wat een uitvinding.”
Ivo zweeg en at zijn patat verder op. Het was goede patat, daar kon geen twijfel over bestaan. De kroket was ook niet verkeerd. De zon scheen nog steeds met genadeloze kracht. Ivo voelde aan zijn voorhoofd, die verbrand aanvoelde. Nu al? En hij moest nog naar zijn ouders lopen, voor een bezoekje. Laat ik dan maar snel gaan, dacht hij bij zichzelf. Hij nam afscheid van de man, deponeerde het afval in de afvalbak, en ging op weg.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

No comments:

Post a Comment