Wednesday, February 24, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 16

Hieronder deel 16 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 15, en laat me weten wat je ervan vindt!


Toen hij alles had wat hij nodig had rekende Ivo af bij de kassa. Hij kocht twee plastic tassen, waar hij zijn boodschappen in deed, en verliet de winkel. Hij stapte met een behoorlijk tempo terug naar huis. Als hij eenmaal thuis zou zijn, zou hij misschien weer zin hebben om te schrijven. Hij voelde nu al enige zin op komen zetten, en dat kon alleen maar meer worden, schatte hij in. Tot hij in de verte een vrouw zag die Ivo bekend voorkwam. Ach ja, het was Belinda Jagersmes, die eerder op zoek was geweest naar haar hond. Ze had deze blijkbaar nog steeds niet gevonden, want ze riep: “Toby! Toby! Waar ben je?!”
Ivo twijfelde of hij snel een andere kant op zou lopen, maar Belinda had hem reeds gezien. “Ivo!” riep ze. “Ivo!” Ze rende op hem af. “Wat een toeval dat ik jou hier tegenkom,” zei ze, uithijgend. “Hoe gaat het?”
“Redelijk,” zei Ivo. “En met jou? Heb je Toby nog steeds niet gevonden?”
“Nee. Ik heb hem wel in het vizier gehad, maar hij rende snel de bosjes in, en toen ben ik hem weer kwijtgeraakt.”
“Jammer.”
“Ja. Maar ik blijf volhouden. Ik ben altijd al een volhouder geweest. Hoe denk je anders dat ik al jaren met een snurkende man getrouwd kan zijn?”
“Dat weet ik niet,” zei Ivo.
“Het is ook altijd wat bij mij. Is de hond niet weggelopen, dan is er wel iets anders wat mijn aandacht opeist. Ik word er wel eens moe van, weet je dat? Maar ik blijf volhouden.” Ze keek om zich heen, en riep: “Toby! Kom dan! Toby!”
“Ik denk niet dat hij hier is,” zei Ivo.
“Dat geloof ik ook niet,” zei Belinda droevig. “Zulke mooie dingen heb ik met hem meegemaakt. Ik weet nog dat we samen door de Kalverstraat liepen. Opeens kwam er een gemaskerde man uit een kruidenierszaak rennen. Ik zei: 'Pak hem, Toby!' En toen rende Toby de overvaller achterna. Hij beet hem in de kuiten, waardoor hij werd gehinderd in zijn vlucht. De politie heeft hem meteen in de kraag gevat. Toby heeft nog een vermelding in de krant gekregen als Held van de Dag. In zijn nabijheid voel ik me dan ook veilig. Daarom wil ik hem ook zo graag terug. Met Toby aan mijn zijde denken stoute mannen wel na voor ze iets bij me uithalen.”
“Dat lijkt mij ook,” zei Ivo. “Eet Toby graag vlees?”
“Jazeker. Vlees heeft hij het liefste van al. Hij kan het vaak al van een afstand ruiken.” Ze dacht na, en zei: “Misschien kan ik hem lokken met een stuk vlees.”
“Niet alleen Toby,” zei Ivo. “Ook andere loslopende honden. Je hebt ze dan voor het uitkiezen.”
“Hmm,” zei Belinda. “Dat is nog helemaal geen slecht idee.” Ze keek voor zich uit, en zei: “Ik denk dat ik een soort beschermengel heb die mij af en toe dingen influistert.”
“Dat zou best eens kunnen,” zei Ivo.
“Dan ga ik nu maar meteen een stuk vlees halen bij de Super Duper.” Ze keek naar Ivo's boodschappentassen. “U komt daar zeker net vandaan?”
“Dat klopt,” zei Ivo. “En ik ga snel verder, voordat er etenswaren bederven. Succes met zoeken.”
“Dank u wel. Tot ziens.”
“Tot ziens.” Ivo zette er flink de pas in.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Saturday, February 13, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 15

Hieronder deel 15 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 14, en laat me weten wat je ervan vindt!


De zin om te gaan schrijven ontbrak Ivo. Misschien eerst maar eens boodschappen gaan doen bij de Super Duper, dacht hij bij zichzelf. Hij deed zijn jas aan, sloot zijn woning af, en ging op weg. Na ongeveer tien minuten was hij op zijn bestemming, en liep hij de Super Duper binnen. Hij pakte een mandje en begon aan zijn ronde door de winkel. Bij de groenteafdeling stond een ongeveer 30-jarige brunette, klein van stuk, met een fijn gezichtje en een dikke buik, leunend op een winkelwagentje. “Pardon, meneer,” zei ze tegen Ivo, “maar zou u misschien iets voor mij willen pakken? Ik kan er niet bij.”
“Maar natuurlijk,” zei Ivo.
Ze wees naar de bovenste regionen van een schap. “Die pot augurken daar,” zei ze.
Ivo pakte de pot en gaf hem aan de vrouw.
“Dank u,” zei ze. “Met een kleine op komst is dit onmisbaar. Tjonge, mijn verlangen naar augurken is af en toe niet te harden.”
“Dat kan ik me voorstellen,” zei Ivo. “Wanneer bent u uitgerekend?”
“Nog vier weken en één dag,” zei de vrouw trots.
“Is het uw eerste?” vroeg Ivo.
“Zeg maar je, of Wendy. Want zo heet ik. Wendy de Smeet.” Ze stak haar hand uit.
Ivo schudde hem. “Ivo Penner.”
“Hmm,” zei Wendy, en wreef nadenkend over haar kin. “Die naam doet een belletje rinkelen. Heb je toevallig op de Klaproos-school gezeten?”
“Nee,” zei Ivo.
“Oh,” zei Wendy. “Dan was dat zeker een andere Ivo. Woon je hier in de buurt?”
Ivo knikte. “Op de Kwatrijnlaan. En jij?”
“Op de Notenbalklaan.”
“Dat is vlakbij,” zei Ivo.
“Inderdaad. Ik woon hier nog niet zo lang. Pas twee weken. Mijn man en ik wilden eigenlijk al eerder verhuizen, maar we konden ons oude huis nergens kwijt.” Ze zette de pot augurken in haar winkelwagentje, en zei: “Het valt niet mee om te verhuizen als je hoogzwanger bent.”
“Dat wil ik geloven,” zei Ivo.
“Kom je hier vaak?” vroeg Wendy.
“Iedere maandag, woensdag en vrijdag. In de ochtend.”
“Ik ook,” zei Wendy. “Mijn man hoeft dan niet te werken, en kan zodoende op de kinderen passen.”
Ivo trok zijn wenkbrauwen omhoog. “Heb je nog meer kinderen?”
“Drie,” zei Wendy trots. “Mijn man en ik willen er tien. We komen allebei uit een groot gezin, en dat is ons goed bevallen. En jij, heb jij kinderen?”
Ivo schudde zijn hoofd. “Geen één.”
“Ben je wel getrouwd?”
“Nee. Ik ben schrijver. Ik wil een roman schrijven. Ik hoop dat het een succes wordt.”
“Vast wel,” zei Wendy. “Je hebt een bepaalde blik in de ogen die mij dat doet denken.”
“Is dat zo?”
“Het is net,” zei Wendy, “alsof alle wijsheid van de wereld in jou opgesloten zit, maar er slechts met moeite uit wil.”
“Oh,” zei Ivo enigszins teleurgesteld. Hij vond het maar een gammel compliment.
“In een vorig leven was je misschien filosoof. Ik heb daar studie naar gedaan, naar vorige levens. Geloof je daarin?”
Ivo schudde zijn hoofd.
“Jammer,” zei Wendy. “Ben je hier vrijdag weer?”
“Als het goed is wel,” zei Ivo.
“Dan neem ik wel een boek mee over reïncarnatie. Ik heb het zelf geschreven, in een vorig leven. Ik ben hier meestal zo rond elven. Als jij dan ook hier bent zal ik het je geven.”
“Ik lees liever geen boeken over reïncarnatie,” zei Ivo.
“Maar ik ben erg benieuwd wat je ervan vindt,” zei Wendy. “Ik heb het immers zelf geschreven. Als jouw boek klaar is zal ik dat op mijn beurt ook lezen. Zo kunnen we elkaar helpen.”
“Oké,” zei Ivo, om ervan af te wezen.
“Dan ga ik nu maar weer verder. Mijn man zit thuis met smart op mij te wachten. Ik zie je vrijdag weer, om elf uur.”
“Prima,” zei Ivo. “Fijne dag verder.”
“Dag, Ivo.”
“Dag.” Ivo ging verder met boodschappen doen.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Tuesday, February 2, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 14

Hieronder deel 14 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 4. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 13, en laat me weten wat je ervan vindt!


4

Het was de volgende ochtend. Ivo zat achter zijn laptop na te denken over ideeën voor een roman. Hij kon natuurlijk over van alles en nog wat schrijven, maar het veiligst leek het hem om een roman te schrijven die gebaseerd was op zijn eigen leven. Veel beginnende schrijvers deden dat. Maar hij kon daarbij niet al te openhartig zijn, want Ivo was erg gesteld op zijn privacy. De deurbel ging. Ivo liep naar de voordeur en opende deze. In de hal stond een vrouw van in de dertig met geblondeerd haar, en een enigszins pokdalig gezicht met veel make-up erop. Ze stelde zich voor als Suze Wink. “Ik woon boven u,” zei ze, en stak haar hand uit.
Ivo schudde hem. “Ivo Penner,” zei hij.
“Ik wilde u even melden dat ik vanavond een feestje heb, en dat u dus enige geluidsoverlast kunt verwachten. Ik zal het niet te laat maken.”
“Prima,” zei Ivo.
“Hoe laat gaat u meestal naar bed?” vroeg Suze.
“Dat verschilt,” zei Ivo. “Maar meestal niet later dan één uur.”
“Oóóóh,” zei Suze, “om één uur is het allang afgelopen. Ik moet morgenochtend namelijk vroeg op, voor een sollicitatiegesprek bij een kledingwinkel in het centrum. Mode is mijn lust en mijn leven. Waar zouden we zijn zonder kleren? We zouden ons niet meer op straat kunnen begeven zonder kleren.”
“Inderdaad,” zei Ivo. “Het zou nogal een gezicht zijn, al die naakte mensen.”
“Ja,” zei Suze. “Ik ontwerp zelf ook kleding.”
“Wat voor?”
“Jassen. Voor heren. Maar ook voor vrouwen.”
“Aha,” zei Ivo. Hij keek op zijn horloge. Eigenlijk wilde hij verder gaan met nadenken over zijn roman.
“Je moet tegenwoordig goed weten wat er speelt in de modewereld,” zei Suze. “Anders overleef je het niet.”
“Dat kan ik me goed voorstellen,” zei Ivo. “Het is een harde business.”
“Zeker weten,” zei Suze. “Maar niet zo hard als de muziekbusiness. Daar heb ik ook een tijdje in gezeten. Als zangeres. Ik schreef mijn eigen liedjes. Maar ik kon de druk niet meer aan. Steeds weer een nieuw liedje verzinnen, het werd me allemaal teveel. Dus ben ik maar de modewereld ingegaan. Ik hoop ooit beroemd te worden, en dan te emigreren naar Amerika. Het land van de onbegrensde mogelijkheden. Ik zou naar New York gaan, en daar een eigen kledinglijn beginnen.”
“Een eigen kledinglijn?” vroeg Ivo.
“Ja. Maar ik heb geen geld voor een ticket. Eerst maar veel geld verdienen. Mijn tante is ook naar Amerika gegaan, en die zei dat een ticket duizend euro kost. Zoveel geld heb ik niet. Dus zal ik maar blijven sparen. Sparen is een groot goed. Als je dat kan ben je eigenlijk al binnen.”
Ivo dacht: het kan geen kwaad om dit gesprek wat interessanter te maken. Hij zei: “Ze zeggen dat hier ergens in Zoetermeer een koffer met geld begraven ligt.”
Suzes ogen begonnen te stralen van hebzucht. “Is dat zo?”
“Jazeker. Een aan cocaïne verslaafde cryptoloog heeft dat gedaan. Op zijn sterfbed heeft hij enkele vage aanwijzingen gemompeld, vlak voor hij stierf.”
“Oh ja?” zei Suze. “Welke dan?”
De grote eter slaat de kleine weter. Dat mompelde hij: De grote eter slaat de kleine weter.
Suze wreef over haar kin. “Hmm,” zei ze, “wat zou dat betekenen?”
“Weet jij het?”
“Een olifant is een grote eter. En een uil is een kleine weter. Misschien ligt de koffer ergens in de Dierenbuurt begraven. Heeft u nog meer aanwijzingen?”
Ivo knikte. “Zeven kilo lood is zwaarder dan zeven kilo boter.
“Hmm,” zei Suze. “Hoogst merkwaardig. Je zou zeggen dat die dingen even zwaar zijn. Tenzij... Hmm.” Ze keek hem verwachtingsvol aan. “Heeft u nog meer aanwijzingen?”
Ivo schudde zijn hoofd. “Na deze twee aanwijzingen stierf hij.”
“Oh,” zei ze beteuterd.
“Het is een raadsel,” zei Ivo.
“Ja,” zei Suze. “Bedankt dat je dit met me wilde delen.”
“Graag gedaan,” zei Ivo. “Maak het niet te laat vanavond, hè?”
“Nee,” zei Suze. “Nee. Ik eh... ik moet nu weg. Ik heb een afspraak.”
“Veel succes.”
“Bedankt. Dag.” Haastig liep Suze weg.
Ivo sloot de deur en liep terug naar zijn laptop.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.