Saturday, June 18, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 27

Hieronder deel 27 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 8. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 26 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Op een gegeven moment begon Ivo door te krijgen dat er een man achter hem liep. Ivo draaide zich om, en vroeg: “Achtervolgt u mij?”
De man keek verbaasd, en antwoordde: “Nee. Waarom denkt u dat?”
“Omdat u nu al een hele tijd achter mij loopt.”
“Dat is puur toeval. Ik ben onderweg naar een neef van mij. Hij woont in een flat. Woont u ook in een flat?”
“Ja.”
“En, bevalt het?”
“Ik mag niet klagen.”
“Mijn neef ook niet. Hij woont daar prima. Het is voor mij alleen steeds een eindje lopen, van het dorpscentrum naar hem toe. Maar ja, lopen is gezond. Loopt u veel?”
“Ik doe bijna alles lopend. Ik zal wel moeten, ik heb immers geen auto, en fietsen, daar heb ik een hekel aan.”
“Tegen wie zeg je het. Ik heb een keer gefietst op een fiets zonder zadel. Dat is erg vermoeiend, omdat je de hele tijd moet staan. Daarom fiets ik niet meer. Mijn auto heeft de politie in beslag genomen. Ik rij vaak te hard in auto's. Voor je het weet zit je aan de tweehonderd kilometer per uur. Binnen de bebouwde kom is dat veel te hard. De politie kan daar niet om lachen. Die neemt dat serieus. Dus loop ik. Ik vind dat niet erg. Je moet alleen op tijd van huis weg, anders kom je te laat. Mijn neef kan er niet goed tegen als ik te laat kom. Zullen we daarom ondertussen verder lopen?”
“Graag,” zei Ivo.
Ze begonnen verder te lopen.
De man stak zijn hand uit, en zei: “Ik heet trouwens Jonas Haasterklam. Hoe heet u?”
“Ivo Penner.”
“Ivo Penner...,” mijmerde Jonas, “Die naam zegt me wel iets. Heeft u laatst nog in de krant gestaan?”
“Dat klopt,” zei Ivo. “Met een advertentie.”
“Inderdaad. Een advertentie waarin u mensen opriep om u te bellen, toch? Voor een boek. Hoe gaat het daar nu mee?”
“Dat project is van de baan.”
“Ach, hoe jammer. Ik heb zelf ook nog gebeld, maar het nummer was in gesprek. Er was zeker veel animo voor uw project?”
“Dat klopt,” zei Ivo. “Veel mensen willen blijkbaar in een boek terechtkomen.”
“Jammer dat dat nu niet zal gebeuren,” zei Jonas. “Ik heb altijd al een personage in een boek willen zijn.”
“Misschien komt dat nog,” zei Ivo. “Ik ben van plan een autobiografische roman te schrijven. Dit gesprek komt er misschien ook wel in.”
Jonas' gezicht begon te stralen. “Dat zou ik geweldig vinden. Zou u dat voor mij willen doen?”
“Ik zal kijken.”
“U bent wat levenservaring betreft bij mij aan het goede adres, want ik heb bij het circus gezeten, als schoonmaker van de stallen. Een olifant is een keer op mijn voet gaan staan. Sindsdien loop ik moeilijk.”
Ivo bekeek hem. “Daar is anders weinig van te merken.”
“Ik verbijt de pijn,” zei Jonas. “Maar dat is nog niet alles. Op het Vaticaan was ik verantwoordelijk voor de ouwels. Ik had de lekkerste ouwels van Europa. Dat heeft de paus mij zelf verteld.”
Ivo fronste zijn voorhoofd. “Het wordt nu wel heel onwaarschijnlijk, Jonas.”
“Het is echt waar,” zei Jonas. “Zo waar als wij hier nu een wandeling aan het maken zijn.”
Ivo snoof ongelovig.
“Serieus,” zei Jonas. “Ik heb de paus zijn keppeltje gewonnen tijdens een spelletje poker. Ik draag hem nog geregeld. Vooral tijdens carnaval. Viert u dat wel eens?”
Ivo schudde zijn hoofd. “Dat is mij te druk.”
“Zo had ik het nog niet bekeken,” zei Jonas. “Toch zal ik me er daardoor niet van laten weerhouden. Ik spring graag eens uit de band. Anders word ik gek.”
“Dan is het zeker al een hele tijd geleden dat u uit de band gesprongen bent,” zei Ivo.
“Ja,” zei Jonas, “veel te lang geleden. Misschien komt daar vanavond verandering in.”
“Wat vindt je vrouw daarvan?”
“Mijn vrouw heeft zich daar niet mee te bemoeien. Ik bemoei me ook niet met haar tatoeageverslaving.”
Ivo fronste zijn voorhoofd, en zei: “Dat lijkt me niks, een vrouw met een tatoeageverslaving.”
“Mij ook niet,” zei Jonas. “Ik heb haar gevraagd om de tatoeages te laten zetten op plekken die ik niet kan zien.”
“En, doet ze dat?”
“Nee.”
“Het is ook altijd wat,” zei Ivo.
“Ja,” zei Jonas. “We hebben bijna nooit meer seks, omdat ik dan die tatoeages zie. Als het nu mooie tatoeages waren, dan zou ik het niet zo erg vinden. Maar het zijn geen mooie, Ivo. Sterker nog, het zijn hele slordige, omdat ze altijd moet schaterlachen als ze gezet worden.”
“Vreemd,” zei Ivo. “Misschien is ze wel een masochist.”
“Dat begin ik ook steeds meer te denken,” zei Jonas. “Ze wilde bijvoorbeeld op vakantie naar Afghanistan, maar dat heb ik uit haar hoofd weten te praten. We blijven nu maar thuis.”
“Sterkte daarmee,” zei Ivo. Ze kwamen nu in de buurt van Ivo's huis, en Ivo zei: “Ik ga hier naar links.”
“Dan scheiden zich hier onze wegen,” zei Jonas. “Succes met je boek, en wellicht tot ziens.”
“Ja, wellicht tot ziens,” zei Ivo, en liep verder. Het duurde niet lang voor hij thuis was. Daar kookte hij een avondmaaltijd, die hij opat. Daarna was het een kwestie van afwassen, computeren, lezen, tv kijken (een talkshow), en enige notities maken voor zijn roman. Om tien uur ging hij naar bed.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

No comments:

Post a Comment