Hieronder
deel 27 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 8. Veel
leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 26 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!
Op een gegeven
moment begon Ivo door te krijgen dat er een man achter hem liep. Ivo
draaide zich om, en vroeg: “Achtervolgt u mij?”
De man keek
verbaasd, en antwoordde: “Nee. Waarom denkt u dat?”
“Omdat u nu al
een hele tijd achter mij loopt.”
“Dat is puur
toeval. Ik ben onderweg naar een neef van mij. Hij woont in een flat.
Woont u ook in een flat?”
“Ja.”
“En, bevalt
het?”
“Ik mag niet
klagen.”
“Mijn neef ook
niet. Hij woont daar prima. Het is voor mij alleen steeds een eindje
lopen, van het dorpscentrum naar hem toe. Maar ja, lopen is gezond.
Loopt u veel?”
“Ik doe bijna
alles lopend. Ik zal wel moeten, ik heb immers geen auto, en fietsen,
daar heb ik een hekel aan.”
“Tegen wie zeg
je het. Ik heb een keer gefietst op een fiets zonder zadel. Dat is
erg vermoeiend, omdat je de hele tijd moet staan. Daarom fiets ik
niet meer. Mijn auto heeft de politie in beslag genomen. Ik rij vaak
te hard in auto's. Voor je het weet zit je aan de tweehonderd
kilometer per uur. Binnen de bebouwde kom is dat veel te hard. De
politie kan daar niet om lachen. Die neemt dat serieus. Dus loop ik.
Ik vind dat niet erg. Je moet alleen op tijd van huis weg, anders kom
je te laat. Mijn neef kan er niet goed tegen als ik te laat kom.
Zullen we daarom ondertussen verder lopen?”
“Graag,” zei
Ivo.
Ze begonnen verder
te lopen.
De man stak zijn
hand uit, en zei: “Ik heet trouwens Jonas Haasterklam. Hoe heet u?”
“Ivo Penner.”
“Ivo Penner...,”
mijmerde Jonas, “Die naam zegt me wel iets. Heeft u laatst nog in
de krant gestaan?”
“Dat klopt,”
zei Ivo. “Met een advertentie.”
“Inderdaad. Een
advertentie waarin u mensen opriep om u te bellen, toch? Voor een
boek. Hoe gaat het daar nu mee?”
“Dat project is
van de baan.”
“Ach, hoe
jammer. Ik heb zelf ook nog gebeld, maar het nummer was in gesprek.
Er was zeker veel animo voor uw project?”
“Dat klopt,”
zei Ivo. “Veel mensen willen blijkbaar in een boek terechtkomen.”
“Jammer dat dat
nu niet zal gebeuren,” zei Jonas. “Ik heb altijd al een personage
in een boek willen zijn.”
“Misschien komt
dat nog,” zei Ivo. “Ik ben van plan een autobiografische roman te
schrijven. Dit gesprek komt er misschien ook wel in.”
Jonas' gezicht
begon te stralen. “Dat zou ik geweldig vinden. Zou u dat voor mij
willen doen?”
“Ik zal kijken.”
“U bent wat
levenservaring betreft bij mij aan het goede adres, want ik heb bij
het circus gezeten, als schoonmaker van de stallen. Een olifant is
een keer op mijn voet gaan staan. Sindsdien loop ik moeilijk.”
Ivo bekeek hem.
“Daar is anders weinig van te merken.”
“Ik verbijt de
pijn,” zei Jonas. “Maar dat is nog niet alles. Op het Vaticaan
was ik verantwoordelijk voor de ouwels. Ik had de lekkerste ouwels
van Europa. Dat heeft de paus mij zelf verteld.”
Ivo fronste zijn
voorhoofd. “Het wordt nu wel heel onwaarschijnlijk, Jonas.”
“Het is echt
waar,” zei Jonas. “Zo waar als wij hier nu een wandeling aan het
maken zijn.”
Ivo snoof
ongelovig.
“Serieus,” zei
Jonas. “Ik heb de paus zijn keppeltje gewonnen tijdens een
spelletje poker. Ik draag hem nog geregeld. Vooral tijdens carnaval.
Viert u dat wel eens?”
Ivo schudde zijn
hoofd. “Dat is mij te druk.”
“Zo had ik het
nog niet bekeken,” zei Jonas. “Toch zal ik me er daardoor niet
van laten weerhouden. Ik spring graag eens uit de band. Anders word
ik gek.”
“Dan is het
zeker al een hele tijd geleden dat u uit de band gesprongen bent,”
zei Ivo.
“Ja,” zei
Jonas, “veel te lang geleden. Misschien komt daar vanavond
verandering in.”
“Wat vindt je
vrouw daarvan?”
“Mijn vrouw
heeft zich daar niet mee te bemoeien. Ik bemoei me ook niet met haar
tatoeageverslaving.”
Ivo fronste zijn
voorhoofd, en zei: “Dat lijkt me niks, een vrouw met een
tatoeageverslaving.”
“Mij ook niet,”
zei Jonas. “Ik heb haar gevraagd om de tatoeages te laten zetten op
plekken die ik niet kan zien.”
“En, doet ze
dat?”
“Nee.”
“Het is ook
altijd wat,” zei Ivo.
“Ja,” zei
Jonas. “We hebben bijna nooit meer seks, omdat ik dan die tatoeages
zie. Als het nu mooie tatoeages waren, dan zou ik het niet zo erg
vinden. Maar het zijn geen mooie, Ivo. Sterker nog, het zijn hele
slordige, omdat ze altijd moet schaterlachen als ze gezet worden.”
“Vreemd,” zei
Ivo. “Misschien is ze wel een masochist.”
“Dat begin ik
ook steeds meer te denken,” zei Jonas. “Ze wilde bijvoorbeeld op
vakantie naar Afghanistan, maar dat heb ik uit haar hoofd weten te
praten. We blijven nu maar thuis.”
“Sterkte
daarmee,” zei Ivo. Ze kwamen nu in de buurt van Ivo's huis, en Ivo
zei: “Ik ga hier naar links.”
“Dan scheiden
zich hier onze wegen,” zei Jonas. “Succes met je boek, en
wellicht tot ziens.”
“Ja, wellicht
tot ziens,” zei Ivo, en liep verder. Het duurde niet lang voor hij
thuis was. Daar kookte hij een avondmaaltijd, die hij opat. Daarna
was het een kwestie van afwassen, computeren, lezen, tv kijken (een
talkshow), en enige notities maken voor zijn roman. Om tien uur ging
hij naar bed.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.
No comments:
Post a Comment