Saturday, September 10, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 35

Hieronder deel 35 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 11. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 34 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


De zon scheen. Dat deed ze al geruime tijd. Ivo kon daar alleen maar blij mee zijn. Regen was aan hem niet besteed, zeker als hij buiten liep. In het Westerpark ging hij op een bankje zitten. Hij keek naar de vogels in het water, en gaf zich over aan mijmeringen. Wat voor roman zou hij eens schrijven? Een thriller? Nee, dat leek hem te afgezaagd. Een fantasyverhaal? Een sciencefictionverhaal? Mogelijkheden genoeg. Ondertussen zat hij hier in dit park op een bankje, en niet thuis achter zijn laptop. Wilde hij wel echt een roman schrijven? Op een gegeven moment hoorde Ivo zacht gefluit, dat steeds luider werd. Het kwam van rechts. Ivo keek. In de verte kwam een gestalte in een rokkostuum aanlopen. Het was Jaap de Klover, de parttime zwerver. Deze zwaaide uitbundig. Ivo zwaaide terug. Jaap versnelde zijn pas. “Wel wel wel,” zei hij, toen hij tot bij het bankje genaderd was, “wie we hier hebben. Ivo Penner, als ik me niet vergis?”
“Dat klopt,” zei Ivo, bekeek Jaaps rokkostuum, en zei: “Wat zie je er sjiek uit.”
“Dank je,” zei Jaap. “Dat zit zo: er is vanavond een benefietavond voor zwervers in restaurant De Oever. Ik dacht: laat ik me netjes kleden, want het personeel van De Oever doet de laatste tijd steeds moeilijker over mijn aanwezigheid daar. En misschien ontmoet ik wel een charmante zwerfster.”
“Ik hoop het voor je,” zei Ivo. “Komen er alleen maar zwervers naar die avond?”
Jaap schudde zijn hoofd. “Ook rijke mensen. Maar we zitten in aparte zalen. De rijken betalen het eten voor de zwervers. Ik ga natuurlijk als zwerver. Maar ik ben van plan zo nu en dan van zaal te wisselen. Ik hoop alleen dat het personeel het goed vindt. Ze kunnen het niet hebben dat iemand met zoveel geld als ik zwerft. Maar dat moet ik toch zeker zelf weten? We leven in een vrij land.”
“Dat is waar,” zei Ivo.
Samen keken ze naar de vogels in het water.
“Heb je nog wat bijzonders meegemaakt?” vroeg Ivo op een gegeven moment.
Jaap dacht na. “Ja, nu je het zegt. Ik liep laatst door het park, toen ik opeens een zachte stem om hulp hoorde roepen. Het kwam uit de sloot. Ik daarnaartoe. Bleek er een invalide in een elektronische rolstoel in te liggen. Hij zei dat het mechaniek van de besturing van zijn rolstoel op hol was geslagen, en dat hij zo de sloot in was gereden. Dus heb ik hem er weer uitgevist, en een ambulance gebeld. Hij was zwaar onderkoeld. Ja, je maakt wat mee.”
“Zeker,” zei Ivo.
“Goed dat ik mijn mobiel bij me had. Die heb ik altijd bij me. Soms verdwaal ik, en dan is het wel handig als ik kan opzoeken waar ik precies ben, zodat ik de weg naar huis weer kan vinden. Sommige fulltime zwervers kijken mij om die reden met de nek aan. De charme van het zwerven is volgens hen nu juist dat je af en toe de weg kwijt bent, zowel letterlijk als figuurlijk. Sorry, maar als het donker begint te worden ga ik het liefste zo snel mogelijk terug naar huis. 's Nachts kan het erg gevaarlijk zijn buiten.”
“Dat wil ik geloven,” zei Ivo.
“En terecht. Een collega-zwerver van mij is 's nachts een keer aangevallen door een wolf. Een wolf, kun je het geloven? En dat in deze regionen.”
“Weet je zeker dat het een wolf was, en niet bijvoorbeeld een zwerfhond?”
“Ik zweer het je: een wolf. Joost mag weten hoe die hier verzeild is geraakt. Maar goed, ik probeer dus altijd vรณรณr tienen thuis te zijn. Dan kan ik tenminste het journaal ook nog zien. Je wilt als mens toch een beetje op de hoogte blijven van wat er zoal speelt in de wereld.”
“Uiteraard,” zei Ivo.
“Wat ze nu weer van plan zijn met de hypotheken, man man man. Daar word ik niet vrolijk van. Maar goed, we slepen ons er maar doorheen. Veel meer kun je als zwerver niet doen.”
“Dat zul jij wel het beste weten,” zei Ivo.
“Ja,” zei Jaap.
Ze zwegen, en keken nog wat naar de watervogels in het water.
“Mooie beesten zijn het, die watervogels,” zei Jaap.
“Zeker,” zei Ivo.
Jaap keek op zijn horloge, en zei: “Ik ga maar weer eens verder.”
“Doe dat,” zei Ivo.
Jaap stond op en verdween.
Ivo bleef nog even zitten, tot het tijd was om naar huis te gaan. Tijdens de reis naar huis sprak niemand hem aan, wat hem wel goed uitkwam. Eenmaal thuis maakte hij het avondeten klaar en at hij het op. Na de afwas las hij in een boek, keek hij tv, en ging hij naar bed.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

No comments:

Post a Comment