Hieronder
deel 35 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 11. Veel
leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 34 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!
De zon scheen. Dat
deed ze al geruime tijd. Ivo kon daar alleen maar blij mee zijn.
Regen was aan hem niet besteed, zeker als hij buiten liep. In het
Westerpark ging hij op een bankje zitten. Hij keek naar de vogels in
het water, en gaf zich over aan mijmeringen. Wat voor roman zou hij
eens schrijven? Een thriller? Nee, dat leek hem te afgezaagd. Een
fantasyverhaal? Een sciencefictionverhaal? Mogelijkheden genoeg.
Ondertussen zat hij hier in dit park op een bankje, en niet thuis
achter zijn laptop. Wilde hij wel echt een roman schrijven? Op een
gegeven moment hoorde Ivo zacht gefluit, dat steeds luider werd. Het
kwam van rechts. Ivo keek. In de verte kwam een gestalte in een
rokkostuum aanlopen. Het was Jaap de Klover, de parttime zwerver.
Deze zwaaide uitbundig. Ivo zwaaide terug. Jaap versnelde zijn pas.
“Wel wel wel,” zei hij, toen hij tot bij het bankje genaderd was,
“wie we hier hebben. Ivo Penner, als ik me niet vergis?”
“Dat klopt,”
zei Ivo, bekeek Jaaps rokkostuum, en zei: “Wat zie je er sjiek
uit.”
“Dank je,” zei
Jaap. “Dat zit zo: er is vanavond een benefietavond voor zwervers
in restaurant De Oever. Ik dacht: laat ik me netjes kleden, want het
personeel van De Oever doet de laatste tijd steeds moeilijker over
mijn aanwezigheid daar. En misschien ontmoet ik wel een charmante
zwerfster.”
“Ik hoop het
voor je,” zei Ivo. “Komen er alleen maar zwervers naar die
avond?”
Jaap schudde zijn
hoofd. “Ook rijke mensen. Maar we zitten in aparte zalen. De rijken
betalen het eten voor de zwervers. Ik ga natuurlijk als zwerver. Maar
ik ben van plan zo nu en dan van zaal te wisselen. Ik hoop alleen dat
het personeel het goed vindt. Ze kunnen het niet hebben dat iemand
met zoveel geld als ik zwerft. Maar dat moet ik toch zeker zelf
weten? We leven in een vrij land.”
“Dat is waar,”
zei Ivo.
Samen keken ze
naar de vogels in het water.
“Heb je nog wat
bijzonders meegemaakt?” vroeg Ivo op een gegeven moment.
Jaap dacht na.
“Ja, nu je het zegt. Ik liep laatst door het park, toen ik opeens
een zachte stem om hulp hoorde roepen. Het kwam uit de sloot. Ik daarnaartoe. Bleek er een invalide in een elektronische rolstoel in te
liggen. Hij zei dat het mechaniek van de besturing van zijn rolstoel
op hol was geslagen, en dat hij zo de sloot in was gereden. Dus heb
ik hem er weer uitgevist, en een ambulance gebeld. Hij was zwaar
onderkoeld. Ja, je maakt wat mee.”
“Zeker,” zei
Ivo.
“Goed dat ik
mijn mobiel bij me had. Die heb ik altijd bij me. Soms verdwaal ik,
en dan is het wel handig als ik kan opzoeken waar ik precies ben,
zodat ik de weg naar huis weer kan vinden. Sommige fulltime zwervers
kijken mij om die reden met de nek aan. De charme van het zwerven is
volgens hen nu juist dat je af en toe de weg kwijt bent, zowel
letterlijk als figuurlijk. Sorry, maar als het donker begint te
worden ga ik het liefste zo snel mogelijk terug naar huis. 's Nachts
kan het erg gevaarlijk zijn buiten.”
“Dat wil ik
geloven,” zei Ivo.
“En terecht. Een
collega-zwerver van mij is 's nachts een keer aangevallen door een
wolf. Een wolf, kun je het geloven? En dat in deze regionen.”
“Weet je zeker
dat het een wolf was, en niet bijvoorbeeld een zwerfhond?”
“Ik zweer het
je: een wolf. Joost mag weten hoe die hier verzeild is geraakt. Maar
goed, ik probeer dus altijd vรณรณr tienen thuis te zijn. Dan kan ik
tenminste het journaal ook nog zien. Je wilt als mens toch een beetje
op de hoogte blijven van wat er zoal speelt in de wereld.”
“Uiteraard,”
zei Ivo.
“Wat ze nu weer
van plan zijn met de hypotheken, man man man. Daar word ik niet
vrolijk van. Maar goed, we slepen ons er maar doorheen. Veel meer kun
je als zwerver niet doen.”
“Dat zul jij wel
het beste weten,” zei Ivo.
“Ja,” zei
Jaap.
Ze zwegen, en
keken nog wat naar de watervogels in het water.
“Mooie beesten
zijn het, die watervogels,” zei Jaap.
“Zeker,” zei
Ivo.
Jaap keek op zijn
horloge, en zei: “Ik ga maar weer eens verder.”
“Doe dat,” zei
Ivo.
Jaap stond op en
verdween.
Ivo bleef nog even
zitten, tot het tijd was om naar huis te gaan. Tijdens de reis naar
huis sprak niemand hem aan, wat hem wel goed uitkwam. Eenmaal thuis
maakte hij het avondeten klaar en at hij het op. Na de afwas las hij in
een boek, keek hij tv, en ging hij naar bed.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.
No comments:
Post a Comment