Hieronder
deel 46 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel
leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 45 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!
Het was nog steeds
erg benauwd buiten. De zon scheen, en er waren weinig wolken. Ivo
besloot weer eens te gaan nadenken over een idee voor een roman, toen
er van rechts opeens een man in korte broek en T-shirt in Ivo's
gezichtsveld sprong, en vroeg: “Meneer, wat vindt u van
banjomuziek?”
“Niet veel,”
zei Ivo.
“Ik ook niet,”
zei de man. “Geef mij maar klassieke muziek. Laatst was ik met mijn
vriendin naar een uitvoering van de Peer Gynt Suite. Tijdens de Danse
Macabre werd ze onwel. Ze is afgevoerd naar het ziekenhuis. Daar
hebben ze haar heavy metal muziek laten horen. Toen kwam ze weer een
beetje bij. Vindt u dat ik het moet uitmaken met haar?”
“Daar doe ik
geen uitspraken over,” zei Ivo.
“Jammer,” zei
de man. Hij stak zijn hand uit, en zei: “Bruno Wazekieks.”
“Ivo Penner,”
zei Ivo.
“U lijkt me wel
een man van de wereld,” zei Bruno. “Vandaar mijn volgende vraag:
dienen de oksels van stewardessen te allen tijde schoon te zijn?”
“Jazeker,” zei
Ivo. “Zeker als je een representatieve functie hebt.”
“Inderdaad,”
zei Bruno. “Ik vergeet wel eens mijn eigen oksels te wassen, maar
dan herinnert mijn vriendin me er altijd weer aan.”
“Dan zou ik het
niet uitmaken met haar,” zei Ivo.
“Dank u. Al is
het niet nodig dat mijn oksels schoon zijn, want ik heb geen
representatieve functie. Nee, ik ben werkloos. Ik loop hele dagen
rond door de stad, op zoek naar vertier. Kunt u mij geen geld lenen,
zodat ik naar het casino kan?”
Ivo schudde zijn
hoofd.
“Ook niet als u
het dubbele terugkrijgt?”
“Het dubbele?
Denk je dat je zoveel gaat winnen?”
“Jazeker,” zei
Bruno. “Ik kan namelijk aan de gezichtsuitdrukkingen van mensen
zien welke kaarten ze in hun handen hebben.”
“Dat lijkt me
sterk,” zei Ivo.
“Toch is het
waar,” zei Bruno.
“Toch ga ik jou
geen geld lenen. En ik ben vast niet de enige, of wel soms?”
“Dat klopt,”
zei Bruno. “Niemand wil mij geld lenen. Misschien is dat maar beter
ook. Als ik geld heb word ik overmoedig, en denk ik dat ik de sultan
van Brunei ben. Heeft u dat wel eens, dat u denkt dat u iemand anders
bent?”
“Nee,” zei
Ivo. “Gelukkig niet.”
“Dat dacht ik
al. U lijkt me wel een evenwichtig persoon. Ik merkte dat meteen toen
ik u aansprak. U schrok niet eens van mij.”
“Ik ben het
inmiddels gewend dat mensen mij aanspreken. Waarom ze dat precies
doen weet ik niet. Het is allemaal begonnen toen ik een advertentie
in de krant zette waarin stond dat mensen mij konden bellen.
Sindsdien laten ze me niet meer met rust.”
“Wordt u daar
niet erg moe van?”
“Ja, Bruno. Maar
misschien is het allemaal ergens goed voor. Als je me nu wilt
excuseren...”
“Natuurlijk,
natuurlijk,” zei Bruno.
Ivo liep verder.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.
No comments:
Post a Comment