Tuesday, September 29, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 16

Hieronder deel 16 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het slot van hoofdstuk 4. Lees eerst deel 1 t/m 15, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



Op een gegeven moment hoorde Tom geroep achter zich: 'Tom! Tom Formosa!' Hij draaide zich om, en zag een vrouw van in de veertig met kort blond krulletjeshaar naar hem toe komen lopen. Toen ze hem voldoende genaderd was, zei ze: 'Goedenavond, Tom, hoe gaat het?'

'Goed,' zei Tom. Hij had geen flauw idee wie ze was. 'Hoe is je naam ook alweer?'

'Monique van der Lip,' zei ze, 'ik woon op de Confettirode.'

'Aha,' zei Tom, die zich haar antecedenten voor de geest probeerde te halen, zonder succes.

'Met mij gaat het ook goed. Had ik je al verteld dat ik met Gilles naar de musical Het klappen van de zweep ben geweest?'

'Waarschijnlijk niet,' zei Tom.

'W谩t een musical! W谩t een ambiance! Ik heb nog nooit z贸 moeten huilen om een musical. Gilles hield het ook niet droog.'

'Gilles?'

'Mijn verloofde. Had ik dat nog niet verteld? Hij is 茅茅n meter tachtig, houdt van magnetronmaaltijden, en speelt graag met poppen. Maar hij is helemaal niet kinderachtig, hoor. Hij is namelijk poppenspeler. Ik wil graag met hem samenwonen, maar mijn huisgenote, Julia, is erop tegen. Ze vindt het oneerlijk als Gilles bij mij in zou trekken, omdat ze zelf nog geen vriend heeft, en de aanblik van mij en Gilles zou haar teveel kwellen, zegt ze.'

'Hoe oud is ze dan, als ze geen vriend heeft?' vroeg Tom.

'Twee毛nveertig, maar ze ziet eruit als vijfendertig.'

'En toch heeft ze geen vriend?'

'Nee. Ik denk dat ze niet genoeg moeite doet. Ze gaat bijna nooit uit, zit de hele dag maar in haar kamer.'

'Wat doet ze daar?' vroeg Tom.

'Studeren. Wat anders? Ze is gek op studeren.'

'Wat studeert ze dan?'

'Experimentele criminologie. Ze wantrouwt alles wat niet door de beugel kan, op het obsessieve af. Maar ze is een engel, hoor. Ze gaat regelmatig op bezoek bij gedetineerden, om veldonderzoek te doen voor haar scriptie, waar ze volgend jaar aan hoopt te beginnen. Ze heeft nog geen onderwerp, maar haar kennende zal dat niet lang meer duren. Ja, Julia, gij zijt de schoonste onder de vrouwen. Uwe haren zijn als rietstengels in de wind.' Ze schrok, en zei: 'Neem me niet kwalijk. Ik ben voor mijn studie bezig in Futen en andere monsters, een dichtbundel van Guusje Klipdas. Als ik daarin lees, hou ik het zelden droog. En dat terwijl ik in het dagelijks leven verre van gevoelig ben. Hoe zou dat toch komen? Misschien zit er iets in de lucht?'

'Je weet het tegenwoordig niet,' zei Tom.

'En hoe gaat het in de praatjesmakerij?' vroeg Monique nu.

'Ik ben met ziekteverlof,' antwoordde Tom.

'Toch niets ernstigs, mag ik hopen?'

'Ernstig genoeg,' zei Tom.

'Oeioeioei. Het zit ons ook niet mee, h猫? Alhoewel, ik heb te horen gekregen van mijn huisarts dat ik waarschijnlijk niet erfelijk belast ben, dus dat is dan weer een meevaller. Is jouw ziekte erfelijk?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Mijn ouders lijken er geen last van te hebben...'

'Gelukkig maar,' zei Monique. 'Een heel huis met zieken, dat is niks. Of hebben je ouders misschien andere ziektes?'

'Wie zal het zeggen?' zei Tom. 'Sommige ziektes komen maar moeilijk aan het licht...'

'Dat is een waar woord,' zei Monique. Ze keek om zich heen, en vroeg: 'Waar ga je nu naartoe?'

'Naar huis.'

'Natuurlijk,' zei Monique. 'Je zult wel moe zijn, na zo'n lange dag. De dagen worden steeds maar langer, is je dat ook al opgevallen?'

'Nee, niet echt.'

'Dat komt nog wel,' zei Monique. 'Als het eenmaal zomer is, dan zal het je vast wel gaan opvallen. Wij zijn een keer op zomervakantie geweest naar Lapland. Daar zijn de dagen pas echt lang!'

'Dat geloof ik graag,' zei Tom. Hij keek op zijn horloge, en vroeg: 'Anders nog iets?'

Monique schudde haar hoofd, en zei: 'Nee, dat was het wel weer.' Ze dacht na, en vervolgde: 'Jammer dat je met ziekteverlof bent. Ik had je graag binnenkort weer eens langs mijn deur gehad. Maar het is niet anders. Hopelijk ben je snel weer beter...'

'Dat hoop ik ook, Monique.'

'Veel beterschap, en een fijne avond verder.'

'Insgelijks.'

'Dag.'

'Dag.'

Tom liep verder naar huis toe. Daar aangekomen las hij in zijn fauteuil nog wat in Johnny Beenhopper, alvorens klarigheid te maken om naar bed te gaan. Hij zette zijn wekker, zodat hij de volgende morgen op tijd zou zijn voor het inloopspreekuur van dokter Druktrommel. Met de nodige moeite sliep hij in.

 


Klik hier voor deel 17!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, September 22, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 15

Hieronder deel 15 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het vervolg van hoofdstuk 4. Lees eerst deel 1 t/m 14, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!


 

Tom wilde eigenlijk weer vertrekken, maar kon hij dat maken? Hij was er nog maar net. Dus vroeg hij: 'Verder nog nieuws?'

Liddy dacht even na, en zei: 'Je weet dat papa voor mij een nieuwe strijkplank heeft gekocht?'

Tom knikte.

'Welnu, al tijdens de eerste strijkbeurt kwamen er gaten in de bekleding. En dat terwijl de verkoper had gezegd dat het een strijkplank van goede kwaliteit was, nietwaar, Guido?'

'Dat heeft hij letterlijk zo gezegd,' beaamde Guido. 'Maar weet je wat ik denk? Dat hij gelogen heeft...'

'Het was toch een strijkplank van een Malinees merk?' vroeg Tom.

'Dat klopt,' antwoordde Liddy. 'O'Mally klinkt Iers, maar het is Malinees. Ja toch, Guido?'

Guido dacht na. 'Het kan ook zijn dat de verkoper gezegd heeft dat het Milanees is, bedenk ik nu.'

'Milanees, Malinees, feit blijft dat het een goed merk is,' zei Liddy. 'Maar daar is in eerste instantie niet veel van te merken. Je moet ook goed weten waar je aan begint als je een strijkplank gaat kopen...'

'Ik wilde je verrassen,' verdedigde Guido zich.

'Dat is je dan goed gelukt,' zei Liddy. 'Al na 茅茅n strijkbeurt vijf gaten in de bekleding. Dat maakt een mens niet iedere dag mee. Ik in ieder geval niet.'

'Misschien duw je te hard met het strijkijzer,' zei Guido.

'Welnee,' zei Liddy. 'Trouwens, zo'n strijkplank moet daar tegen kunnen. Daar zijn ze op gemaakt, als het goed is. Ze worden veelvuldig getest door er van grote hoogte kanonskogels op te laten vallen. Maar zo'n O'Mally blijkbaar niet. Weet je wat ik denk? Dat het stiekem toch een Iers merk is. De Ieren hebben altijd al weinig verstand gehad van huishoudelijke artikelen. Zuipen en vrouwen bezwangeren kunnen ze wel, maar een fatsoenlijke strijkplank in elkaar zetten, ho maar...'

Guido nam een slok van zijn koffie, en zei: 'Ik hou er niet van als verkopers tegen mij liegen...'

'Misschien heb je het verkeerd verstaan,' zei Liddy. 'Ik heb je al zo vaak gezegd om je oren uit te laten spuiten, maar je luistert niet. Denk je dat het leuk is om met zo'n dove kwartel samen te wonen?'

'Ik heb je anders nooit eerder horen klagen daarover,' zei Guido.

'Zie je wel? I rest my case.'

'Laat Kees erbuiten,' zei Guido.

Liddy keek naar Tom, en vroeg: 'Wat moet je nou met zo'n man? Kun je je nu voorstellen dat ik bijna tegen overspannenheid aanzit?'

'Is dat zo?' vroeg Tom.

'Het scheelt niet veel. Soms zie ik sterretjes, vooral als ik de trap oploop.'

'Je moet minder roken,' zei Guido.

'Minder roken? Ik heb al meer dan dertig jaar geen sigaret meer aangeraakt. Hoe kom je er nu bij dat ik rook?'

'Omdat je jas steeds naar tabak ruikt,' zei Guido.

'Naar tabak? Waar haal je het vandaan!' Ze keek naar Tom, en vroeg: 'Ruikt mijn jas naar tabak, Tom?'

'Hoe moet ik dat weten?' vroeg Tom.

'Mijn jas ruikt niet naar tabak,' zei Liddy. 'Ik spuit er weleens parfum op. Waarschijnlijk ruik je dat.'

'Welk parfum ruikt er nu naar tabak?' sneerde Guido. 'En waarom spuit je parfum op je jas, en niet op je andere kleren?'

'Omdat het een duur parfum is,' zei Liddy. 'Vijfenveertig euro voor een flesje van honderd milliliter. Als ik dat op al mijn kleren ga spuiten, zijn we binnen een week failliet.'

'Dat wil ik geloven,' zei Guido.

Het bleef een tijdje stil.

Tom nam een slok van zijn koffie, en zei: 'Hoe gaat het op je werk, pa?' Guido was al meer dan twintig jaar kwaliteitscontroleur bij de Nederlandse Spoorwegen, maar had soms erg te lijden onder de toenemende werkdruk.

'Goed,' zei Guido. 'We hebben een enqu锚te gehouden onder de treinreizigers op het traject Amsterdam-Haarlem, over het nut van de handgrepen aan de zijkanten van de stoelen langs het gangpad in de treincoup茅s. Een opmerkelijke uitslag kwam uit de bus rollen...'

'Oh ja?' zei Liddy. 'Dat vertel je nu pas...'

'Je hebt er nooit naar gevraagd,' zei Guido.

'Wat was de uitslag dan?' vroeg Tom.

'Dat vijf procent ander vervoer zou kiezen als de handgrepen zouden verdwijnen...'

'Wat is daar zo opmerkelijk aan?' vroeg Liddy.

'Nou, wat is het nut van die handgrepen, als de andere vijfennegentig procent ze niet nodig heeft?'

'Maakt dat wat uit?' vroeg Tom. 'Ze zitten er toch al. Wil je ze dan laten weghalen?'

'Misschien,' zei Guido.

'Waarom?' vroeg Liddy.

'Een man uit Hengelo is een keer met zijn bretel achter een handgreep blijven haken, en is daarbij bijna een oog verloren.'

'Hoe is dat nu toch mogelijk?' vroeg Liddy.

'Weet jij het. Feit blijft dat we die handgrepen beter kunnen weghalen als ze gevaarlijk zijn, helemaal als vijfennegentig procent ze niet nodig heeft. Die andere vijf procent gaat dan maar lopen, fietsen, of met de auto.'

'Dat lijkt mij ook,' zei Liddy. 'Veiligheid gaat voor alles.'

Guido schudde meewarig zijn hoofd, en zei: 'Te bedenken dat die handgrepen jarenlang een gevaar zijn geweest voor onze reizigers, dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Gelukkig slaap ik 's nachts nog redelijk goed, maar man man, wat zou ik graag met pensioen gaan...'

'Zover is het nog niet,' zei Liddy.

'Dat weet ik,' zei Guido. Hij keek naar Tom, en zei: 'Ik zou z贸 met je willen ruilen, Tom...'

'Hoezo? Wil je ook praatjesmaker worden?'

'Meteen. Ik vraag me alleen af of ze me zouden aannemen. Ik weet niet of ik voldoende gekwalificeerd ben, en mijn leeftijd speelt ook mee...'

'Dat is waar,' zei Tom. Hij keek op zijn horloge, en zei: 'Goed, ik denk dat ik maar weer eens ga...'

'Dat is goed, jongen,' zei Liddy. 'Beloof je dat je morgen naar de dokter zal gaan?'

'Ja, ma.'

'Goed zo.' Samen liepen ze naar de voordeur. Tom gaf haar een hand en een kus op de wang, en maakte zich uit de voeten. Eigenlijk had hij geen zin om naar de dokter te gaan, maar Gerrit Kukela zou waarschijnlijk ook willen weten wat er met hem aan de hand was, dus moest Tom wel. En, zoals gezegd, hij was zelf ook wel benieuwd wat hem mankeerde. Bij zijn ouders had hij weinig tot geen last gehad van zijn klachten, maar wie weet kwam dat nog. Ondertussen liep hij verder.

 


Klik hier voor deel 16!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, September 15, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 14

Hieronder deel 14 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het begin van hoofdstuk 4. Lees eerst deel 1 t/m 13, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



4


Het was donderdagavond, rond een uur of acht. Tom was onderweg naar zijn ouders, Guido en Liddy, met wie hij nu eenmaal had afgesproken. Tom had ze nog steeds niet verteld dat hij met ziekteverlof was, en vroeg zich af of het verstandig was om dat wel te doen. Hij bedacht nogmaals dat ze er waarschijnlijk evengoed achter zouden komen, en dat hij het dus maar beter gewoon kon vertellen. Hij belde aan. Na enig gestommel opende zijn moeder de deur. Ze was een tengere vrouw met halflang geblondeerd haar, en glinsterende oogjes. 'Welkom, Tom!' zei ze, en ging haar zoon voor naar de woonkamer. Daar zat Guido, een man met grijs haar, een buikje en een snor, tv te kijken.

'Zet maar gauw die tv uit,' zei Liddy, 'je zoon is op bezoek.'

'Ok茅,' zei Guido, en zette de tv uit. Liddy ging naast haar man op de driezitsbank zitten. Tom nam plaats op de tweezitsbank, die er haaks op stond.

'Zo,' zei Liddy, 'hoe gaat het met onze enige zoon?'

'Redelijk,' zei Tom.

'Je ziet er goed uit,' zei Liddy.

'Dank u, moeder.'

'Wil je koffie?'

Tom knikte.

Liddy schonk voor iedereen koffie in, en deelde van een schaal plakjes cake uit. 'En hoe gaat het op je werk?' vroeg ze.

'Ik ben met ziekteverlof,' zei Tom, en nam snel een hap van zijn cake.

Liddy knipperde met haar linkeroog, keek vervolgens naar Guido, en vervolgens weer naar Tom. 'Met ziekteverlof?' vroeg ze met kille stem. 'Waarom?'

'Vanwege stekende pijn in mijn voorhoofd,' antwoordde Tom.

'Hoe komt dat?'

'Dat weet ik niet. Het speelt vooral op als ik onder druk kom te staan...'

'Wat zegt de dokter?'

'Daar ben ik nog niet geweest.'

Liddy fronste haar voorhoofd. 'Waarom niet?'

'Ik wilde eerst afwachten of de klachten vanzelf over zouden gaan,' zei Tom, en nam weer een hap van zijn cake.

'Maar dat zijn ze blijkbaar niet, anders was je wel weer aan het werk gegaan.'

'Dat klopt.'

'Wat vindt je baas, meneer Kukela, ervan?'

'Die heeft me aangeraden om voorlopig even rust te houden...'

'Voor hoelang?' vroeg Liddy.

'Voor zolang als nodig is, hoop ik.'

Liddy roerde met een lepeltje in haar koffie, keek naar Guido, en vervolgens weer naar Tom. 'Dit baart me toch wel zorgen, Tom,' zei ze. 'Straks word je nog ontslagen...'

'Zolang ik ziek ben kunnen ze me niet ontslaan,' zei Tom, en nam een slok van zijn koffie.

'Maar wat doe je dan de hele dag? Je moet toch iets doen?'

'Voornamelijk lezen...'

Liddy begon te friemelen met haar handen, keek naar Guido, en zei: 'Wat vind jij ervan, Guido?'

Guido nam een tweede plakje cake van de schaal, en zei: 'Ach, het waait vast wel weer over...'

'Maar wat als het niet overwaait?' vroeg Liddy. Ze keek Tom aan, en zei: 'Het lijkt me toch echt beter als je zo snel mogelijk naar de dokter gaat. Misschien heb je wel iets ernstigs onder de leden...'

'Welnee,' zei Guido, 'die jongen is gewoon moe. Zie je dat niet?'

'Niet echt, nee,' zei Liddy.

'Dat is dan omdat hij heeft uitgerust,' zei Guido, en nam weer een hap van zijn cake.

Liddy wendde zich tot Tom, en zei: 'Toch lijkt het me beter als je naar de dokter gaat, en wel zo snel mogelijk. Henk van Greet en Henk is ook heel lang met vage klachten blijven rondlopen, en die had uiteindelijk kanker...'

Tom fronste zijn voorhoofd, en zei: 'Ik heb geen kanker, ma.'

'Hoe kun je daar zo zeker van zijn? Het lijkt me beter als je wel gaat. Misschien kan de dokter je iets voorschrijven, zodat je weer aan de slag kunt. Hele dagen niets doen, dat is niets voor zo'n gezonde knul als jij. V贸贸r je het weet wen je eraan, en eindig je net als Patrick, de zoon van Sien en Hercule. Die kreeg een keer een sinaasappelkist op zijn duim, heeft zich ziek gemeld, en ligt nu hele dagen op bed. Terwijl die duim allang genezen is. Ik heb horen zeggen dat zijn baas van hem af wil. Je wilt je baan toch niet verliezen, Tom?'

'Nee,' zei Tom naar waarheid.

'Nou dan. En je wilt zelf toch ook wel weten wat er met je aan de hand is?'

Tom dacht na. Wilde hij dat weten? Ja, toch wel een beetje. Dus zei hij: 'Goed ma, dan ga ik morgen wel naar de dokter. Ben je nu tevreden?'

'Ja, mijn zoon. Ik zou niet willen dat je onnodig pijn lijdt. Daar is niemand bij gebaat...'

'Nee,' zei Tom, en nam een slok van zijn koffie.

 


Klik hier voor deel 15!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, September 8, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 13

Hieronder deel 13 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het slot van hoofdstuk 3. Lees eerst deel 1 t/m 12, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



Mamzuka keek naar haar letterbordje, dacht na, keek toen nog eens, en legde uiteindelijk het woord “doos” neer. 'Doos,' zei Mamzuka, en wisselde ondeugende blikken uit met Treesje.

Bert telde het aantal punten dat Mamzuka had behaald. 'Vier,' zei hij, en fronste afkeurend zijn voorhoofd. 'Je had veel meer punten kunnen halen.'

Mamzuka haalde haar schouders op, en zei: 'Het gaat me niet om de punten.'

'Wat heeft je doen besluiten om dit woord neer te leggen?' vroeg Treesje nu aan Mamzuka.

'Dat zal ik uitleggen,' zei Mamzuka, schraapte haar keel, en begon te vertellen. 'Toen ik een keer thuiskwam van school – ik was toen een jaar of twaalf – zag ik een kartonnen doos op de eettafel staan. Ik liep dichterbij, en keek erin. Wat bleek? Er zaten zes jonge poesjes in. Van die schattige kleine. Mijn vader zei: “Daar mag je er 茅茅n van uitzoeken.” Ik zei: “Waarom maar 茅茅n? Ik wil ze allemaal!” Maar mijn vader was onverbiddelijk. Dus koos ik eentje uit, en noemde hem Mowgli. Eigenlijk had ik “mowgli” willen neerleggen, maar ik heb daar de letters niet voor.'

'Daarbij is “mowgli” ook een naam,' zei Bert, 'en namen mogen niet.'

'Maar om nog even terug te komen op je verhaal...,' zei Treesje. 'Wat is er met de andere poesjes gebeurd?'

'Dat weet ik niet,' zei Mamzuka. 'Waarschijnlijk verzopen. Mijn vader was een wreed man...' Ze keek somber voor zich uit en nam een slok van haar ros茅.

'En Mowgli? Heeft die het lang uitgehouden?' vroeg Treesje.

Mamzuka schudde haar hoofd. 'Hij is overreden door een SRV-wagen.'

'Die rijden doorgaans niet snel,' zei Bert. 'Had de bestuurder niet kunnen uitwijken?'

'Hij deed het waarschijnlijk expres,' zei Mamzuka.

'Waar贸m in vredesnaam?!' vroeg Treesje.

'Mowgli wilde nog wel eens de SRV-wagen inspringen en een ravage aanrichten. Daar was de SRV-man niet van gediend. Ik heb zien gebeuren hoe hij hem overreed. Toen hij uitstapte om Mowgli van zijn voorband te schrapen zag ik heel eventjes een triomfantelijke glimlach op zijn gezicht. De anderen zagen het volgens mij ook. Als troost gaf hij mij een pakje kauwgom, maar dat was niet genoeg om mij Mowgli te doen vergeten.'

'Wat een verschrikkelijk verhaal,' zei Treesje, en nam een slok van haar witte wijn.

'Je hebt die man toch zeker wel aangeklaagd voor moord?' vroeg Bert nu.

Mamzuka schudde haar hoofd. 'Sjaak, zoals hij heette, verzekerde ons dat het een ongeluk was. Hoe konden we het tegendeel bewijzen? Daarbij keek Mowgli ook niet uit toen hij de weg overstak, hoe vaak ik hem ook had gezegd om dat wel te doen. Maar ja, als er aan de overkant van de straat een poes liep dan m贸est hij daarnaartoe. Zo ook toen...'

'Wat voor poes was dat?' vroeg Treesje.

'Een Perzische korthaar genaamd Giselle, van onze overburen. Giselle heeft Sjaak later nog in de handen gebeten, maar toen was het al te laat. Mowgli was niet meer...' Ze staarde bedrukt in haar ros茅.

'Heb je later nog andere huisdieren gehad?' vroeg Treesje.

Mamzuka schudde haar hoofd. 'We hebben nog een goudvis gehad, maar die was van mijn vader. Die hield erg van vissen. Voor een lekkerbekje kon je hem altijd wakker maken...'

'Ah, een lekkerbekje, daar heb ik nou ook trek in...,' zei Bert.

Treesje gaf Bert een por in zijn zij, en vroeg aan Mamzuka: 'Waarom heb je me dit nooit eerder verteld?'

'Omdat het te erg is om te vertellen,' zei Mamzuka. 'Ik had het liever niet gedaan, maar jullie vroegen er nu eenmaal naar...' Ze zweeg en nam een slok van haar ros茅.

'Daar heb je natuurlijk gelijk in,' zei Treesje.

Tom had het allemaal aangehoord. Hij wist niet goed wat hij ervan moest denken. Een kater die overreden wordt door een SRV-wagen, was zoiets mogelijk? Of zaten Treesje, Mamzuka en Bert een show op te voeren? Maar waarom zouden ze dat doen?

Ondertussen begon Mamzuka te huilen.

Dan is het dus toch echt, dacht Tom. Of hoort dit bij de show? 

Treesje liep naar Mamzuka toe en wreef haar over de schouder. 'Huil maar eens goed,' zei ze.

Tom begon weer last te krijgen van zijn voorhoofd. Ik moet hier weg, dacht hij. Maar kan ik dat maken, nu er iemand zit te huilen? En hij had zijn bier nog niet op. Tom dronk altijd zijn bierglas leeg, waar hij ook was. Dus bleef hij maar zitten.

Mamzuka stopte met huilen, haalde een zwarte zakdoek uit haar broekzak, en droogde haar tranen. 'Goed zo,' koerde Treesje, en aaide haar over de rug. 'Goed zo!'

Wat een vreemde situatie, dacht Tom, en nam een slok van zijn biertje.

'Wil je misschien een glas water?' vroeg Bert aan Mamzuka.

Mamzuka schudde haar hoofd. 'Ik heb nog,' zei ze, en nam een slok van haar ros茅. Ze lachte, en zei: 'Jullie vinden me zeker wel vreemd omdat ik ga zitten huilen om een dood poesje...'

'Nee hoor,' zei Treesje. 'Mowgli heeft blijkbaar veel voor je betekend...' Ze aaide Mamzuka nog maar eens over de rug.

'Dat klopt,' zei Mamzuka, en snoot haar neus.

'Laten we er voor vandaag maar mee ophouden,' zei Bert. 'Dan kunnen jullie naar huis en nog wat napraten...'

'Dat is goed,' zei Treesje.

Tom, op zijn beurt, baalde dat hij geen woord had kunnen neerleggen. De volgende keer misschien, dacht hij bij zichzelf. Ze maakten een afspraak voor volgende week donderdag, om dezelfde tijd, weer bij Bert thuis. Bert vroeg Tom om zijn mobiele nummer, zodat hij hem zou kunnen bereiken als er iets tussen zou komen. Tom gaf het, zij het met enige tegenzin. Hij was er nog niet helemaal zeker van of Bert wel helemaal spoorde. Hetzelfde gold voor Treesje en Mamzuka. Maar als Tom iets geleerd had in zijn leven, dan was het om niet te vroeg te oordelen. Hij nam afscheid van het drietal en liep terug naar huis. Daar keek hij nog wat tv v贸贸r hij naar bed ging.  

 


Klik hier voor deel 14!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.