Hieronder deel 16 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het slot van hoofdstuk 4. Lees eerst deel 1 t/m 15, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!
Op een gegeven moment hoorde Tom geroep achter zich: 'Tom! Tom Formosa!' Hij draaide zich om, en zag een vrouw van in de veertig met kort blond krulletjeshaar naar hem toe komen lopen. Toen ze hem voldoende genaderd was, zei ze: 'Goedenavond, Tom, hoe gaat het?'
'Goed,' zei Tom. Hij had geen flauw idee wie ze was. 'Hoe is je naam ook alweer?'
'Monique van der Lip,' zei ze, 'ik woon op de Confettirode.'
'Aha,' zei Tom, die zich haar antecedenten voor de geest probeerde te halen, zonder succes.
'Met mij gaat het ook goed. Had ik je al verteld dat ik met Gilles naar de musical Het klappen van de zweep ben geweest?'
'Waarschijnlijk niet,' zei Tom.
'W谩t een musical! W谩t een ambiance! Ik heb nog nooit z贸 moeten huilen om een musical. Gilles hield het ook niet droog.'
'Gilles?'
'Mijn verloofde. Had ik dat nog niet verteld? Hij is 茅茅n meter tachtig, houdt van magnetronmaaltijden, en speelt graag met poppen. Maar hij is helemaal niet kinderachtig, hoor. Hij is namelijk poppenspeler. Ik wil graag met hem samenwonen, maar mijn huisgenote, Julia, is erop tegen. Ze vindt het oneerlijk als Gilles bij mij in zou trekken, omdat ze zelf nog geen vriend heeft, en de aanblik van mij en Gilles zou haar teveel kwellen, zegt ze.'
'Hoe oud is ze dan, als ze geen vriend heeft?' vroeg Tom.
'Twee毛nveertig, maar ze ziet eruit als vijfendertig.'
'En toch heeft ze geen vriend?'
'Nee. Ik denk dat ze niet genoeg moeite doet. Ze gaat bijna nooit uit, zit de hele dag maar in haar kamer.'
'Wat doet ze daar?' vroeg Tom.
'Studeren. Wat anders? Ze is gek op studeren.'
'Wat studeert ze dan?'
'Experimentele criminologie. Ze wantrouwt alles wat niet door de beugel kan, op het obsessieve af. Maar ze is een engel, hoor. Ze gaat regelmatig op bezoek bij gedetineerden, om veldonderzoek te doen voor haar scriptie, waar ze volgend jaar aan hoopt te beginnen. Ze heeft nog geen onderwerp, maar haar kennende zal dat niet lang meer duren. Ja, Julia, gij zijt de schoonste onder de vrouwen. Uwe haren zijn als rietstengels in de wind.' Ze schrok, en zei: 'Neem me niet kwalijk. Ik ben voor mijn studie bezig in Futen en andere monsters, een dichtbundel van Guusje Klipdas. Als ik daarin lees, hou ik het zelden droog. En dat terwijl ik in het dagelijks leven verre van gevoelig ben. Hoe zou dat toch komen? Misschien zit er iets in de lucht?'
'Je weet het tegenwoordig niet,' zei Tom.
'En hoe gaat het in de praatjesmakerij?' vroeg Monique nu.
'Ik ben met ziekteverlof,' antwoordde Tom.
'Toch niets ernstigs, mag ik hopen?'
'Ernstig genoeg,' zei Tom.
'Oeioeioei. Het zit ons ook niet mee, h猫? Alhoewel, ik heb te horen gekregen van mijn huisarts dat ik waarschijnlijk niet erfelijk belast ben, dus dat is dan weer een meevaller. Is jouw ziekte erfelijk?'
Tom schudde zijn hoofd. 'Mijn ouders lijken er geen last van te hebben...'
'Gelukkig maar,' zei Monique. 'Een heel huis met zieken, dat is niks. Of hebben je ouders misschien andere ziektes?'
'Wie zal het zeggen?' zei Tom. 'Sommige ziektes komen maar moeilijk aan het licht...'
'Dat is een waar woord,' zei Monique. Ze keek om zich heen, en vroeg: 'Waar ga je nu naartoe?'
'Naar huis.'
'Natuurlijk,' zei Monique. 'Je zult wel moe zijn, na zo'n lange dag. De dagen worden steeds maar langer, is je dat ook al opgevallen?'
'Nee, niet echt.'
'Dat komt nog wel,' zei Monique. 'Als het eenmaal zomer is, dan zal het je vast wel gaan opvallen. Wij zijn een keer op zomervakantie geweest naar Lapland. Daar zijn de dagen pas echt lang!'
'Dat geloof ik graag,' zei Tom. Hij keek op zijn horloge, en vroeg: 'Anders nog iets?'
Monique schudde haar hoofd, en zei: 'Nee, dat was het wel weer.' Ze dacht na, en vervolgde: 'Jammer dat je met ziekteverlof bent. Ik had je graag binnenkort weer eens langs mijn deur gehad. Maar het is niet anders. Hopelijk ben je snel weer beter...'
'Dat hoop ik ook, Monique.'
'Veel beterschap, en een fijne avond verder.'
'Insgelijks.'
'Dag.'
'Dag.'
Tom liep verder naar huis toe. Daar aangekomen las hij in zijn fauteuil nog wat in Johnny Beenhopper, alvorens klarigheid te maken om naar bed te gaan. Hij zette zijn wekker, zodat hij de volgende morgen op tijd zou zijn voor het inloopspreekuur van dokter Druktrommel. Met de nodige moeite sliep hij in.
Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.