Hieronder deel 35 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het vervolg van hoofdstuk 11. Lees eerst deel 1 t/m 34, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!
Tom liep de Kiko binnen, nam een mandje, en liep naar de appels. Hij haalde een zakje van een rol en keurde de appels op hun versheid. Achter hem hoorde hij een mannenstem zeggen: 'Tom...? Tom Formosa...?'
Tom draaide zich om, keek in het gezicht van een grijzende man met een ruitjeshemd aan, en zei: 'Goedendag, meneer...?'
'Jacques de Fretter,' zei Jacques. 'We hebben elkaar al eens eerder gesproken. Wat ik u eigenlijk eens wilde vragen: bent u toevallig familie van Baron de Formosa uit Soest?'
'Bij mijn weten niet...'
'Oh. Anders had ik u gevraagd om hem te vragen of hij wil ophouden met dode ganzen in mijn zwembad te gooien. Het is hoogst vervelend, en niemand is ermee geholpen.'
'Dat wil ik geloven,' zei Tom.
'Hij mag best bij mij op de koffie komen, maar dan moet hij wel ophouden met die dwaze fratsen. En hij moet zijn oksels deodoreren, want de geur van oude kaas doet mij altijd denken aan de Tachtigjarige Oorlog, en daar word ik liever niet aan herinnerd. Ik heb die tijd weliswaar niet meegemaakt, maar ik kan me voorstellen dat de mensen destijds erg hebben moeten afzien, zeker degenen met suikerziekte, of stevige trek. En in die tijd had je ook geen deodorants, dus dat was dubbel afzien. Maar u kent Baron de Formosa dus niet...?'
'Nee.'
'Prijs u gelukkig. Een man die dode ganzen in andermans zwembad gooit, die kun je beter niet tot je intimi rekenen. Zelf ontkent hij in alle toonaarden, maar dat zijn we inmiddels van hem gewend. Hij ontkent ook dat hij mijn vrouw, toen ik een keer weg was, midden in de nacht heeft wakker gemaakt door steentjes tegen haar raam te gooien. Maar als hij dat niet gedaan heeft, hoe kwamen die sterretjes dan in onze slaapkamerramen? En waarom rook mijn vrouw anders de geur van oude kaas? Wie kan het nog meer geweest zijn behalve hij? Wie heeft er een motief? Hij weet het niet, en ik ook niet. Heeft u misschien enig idee?'
Tom schudde zijn hoofd. 'Hoe moet ik dat weten? Ik ken u amper. Goed, we hebben weliswaar een keer een gesprek gevoerd, maar denkt u dat ik alles onthoud wat mensen me vertellen...?'
Jacques knikte. 'Hoort dat niet bij uw werk?'
Tom schudde zijn hoofd.
'Jammer. Dan weet u dus ook niet dat ik bezig ben om schaakstukken te snijden uit piepschuim...?'
'Nee.'
'Gevaarlijk werk,' zei Jacques. 'Kijk maar.' Hij liet zijn handen zien, die vol wonden zaten. 'Maar ja,' ging hij door, 'wat is een leven zonder een beetje gevaar? Een utopie! En utopieΓ«n bestaan niet, hoe graag je ook zou willen. Maar ik dwaal af. Denkt u dat mijn vrouw vreemdgaat?'
'Wie weet...'
'Komt u tijdens uw werk wel eens mensen tegen die vreemdgaan?'
'Vast wel. Maar daar bemoei ik me verder niet mee. Ik ben geen maatschappelijk werker...'
'Nee, natuurlijk niet. Geeft u mensen wel eens advies?'
'Zelden.'
Jacques bekeek Tom, en vroeg: 'Wat doet u dan eigenlijk wΓ©l?'
'Hetzelfde als nu,' zei Tom. 'Praatjes maken.'
'Ach zo,' zei Jacques. 'Vindt u dat leuk om te doen?'
'Niet dat ik je wil ontgoochelen, Jacques, maar nee, op het moment niet echt...'
'Oh,' zei Jacques, en sloeg zijn ogen neer. 'Bedankt dat u in ieder geval nog eerlijk bent...'
'Graag gedaan,' zei Tom. Hij keek op zijn horloge, en zei: 'Anders nog iets?'
'Nee,' antwoordde Jacques.
'Prima. Tot ziens.'
'Dag, meneer Formosa.'
Tom zette zijn route door de winkel voort, blij dat het gesprek voorbij was. Hij rekende zijn boodschappen af, stopte ze in de boodschappentassen, en begon de terugtocht naar huis.
(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.
Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.
No comments:
Post a Comment