Hieronder
deel 39 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 13. Veel
leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 38 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!
13
Het
was dinsdag. Ivo liep met zijn rugzak op zijn rug over de stoep naar
het dorpscentrum van de stad waar hij al zo lang woonde. Hij zou
eerst een bezoekje brengen aan de kringloopwinkel, en dan naar het
Wilhelminapark gaan, om daar even te gaan zitten en van het mooie
weer te genieten. Maar zover was het nog niet. Een man van in de
dertig, gekleed in een kostuum met schoudertas en een zonnebril op,
reed voorbij op zijn sportfiets, keek achterom naar Ivo, en kreeg een
blik van herkenning op zijn gezicht. Hij vroeg, toen Ivo hem genaderd
was: “Ivo? Ivo Penner?”
“Dat ben ik,”
zei Ivo.
“Wilbert.
Wilbert Eveneens.” Hij zette zijn zonnebril af en stopte deze in
zijn binnenzak. “We hebben bij elkaar in de klas gezeten, op de
basisschool.”
“Ach ja,” zei
Ivo, die zich langzaam het ÊÊn en ander begon te herinneren.
“Ik was altijd
de langste van de klas. Dat is nu gelukkig wel bijgetrokken. Hoe gaat
het ermee?”
“Op zich wel
redelijk,” zei Ivo.
“Met mij ook. Ik
ben op weg naar mijn werk, in Den Haag, waar ik manager ben in een
schoonmaakbedrijf.”
“Wel wel.
Manager in een schoonmaakbedrijf. Toe maar.”
“En jij? Wat doe
jij in het dagelijks leven?”
“Ik hoop ooit
een roman af te ronden.”
“Dat is waar
ook. Jij schreef altijd verhalen.”
“Dat klopt. En
jij speelde altijd de baas als we gingen voetballen tijdens de pauze.
Jong geleerd is oud gedaan.”
Wilbert lachte.
“Dat is waar, ja.” Zijn gezicht werd ernstig. “Vonden jullie
het vervelend dat ik altijd de baas speelde?”
“Niet als
zodanig. Je was alleen vaak agressief. Iedereen die niet naar je
luisterde kreeg klappen.”
Wilbert wreef over
zijn kin. “Is dat zo? Ik kan me daar niets van herinneren.”
“Toch is het
zo,” zei Ivo. “Lig er maar niet teveel wakker van, dat is nu
allemaal voorbij.”
“Toch niet,”
zei Wilbert. “Ik heb laatst een schoonmaakster op haar billen
geslagen. Omdat ze niet naar me wilde luisteren. Ze heeft een klacht
ingediend bij de directie, en die heeft mij berispt. Ik deed het echt
in een opwelling. Ik wist zelf niet waar het vandaan kwam, maar nu
hoor ik jou dus zeggen dat ik dat vroeger ook al deed.”
“Dat
klopt,” zei Ivo. “En niet zo'n klein beetje ook. Je hebt zelfs
iemand knock-out
geslagen. Ik had dan ook eerlijk gezegd verwacht dat je bokser was
geworden in plaats van manager.”
“Nee nee,” zei
Wilbert. “Gelukkig niet. Bokser, ik moet er niet aan denken. Ik kan
niet tegen bloed.”
“Arts zat er dus
ook niet in,” zei Ivo.
“Nee. Maar nu ik
dit zo hoor vraag ik me af of ik wel manager kan blijven. De
schoonmaaksters zijn erg hardleers. Straks doe ik ze nog iets ergers
aan.”
“Kom kom. Je
bent nu een volwassen kerel.”
“Maar dan nog.
Die schoonmaaksters kunnen echt heel vervelend zijn, Ivo. Je weet de
helft er nog niet van. Laatst heeft iemand de suiker verwisseld met
zout. Een ander laat altijd harde boeren als ik in mijn kantoor zit
te mediteren. En zo kunnen we nog wel even doorgaan.”
“Je lijkt wel
een beetje op iemand die ik gisteren ontmoet heb,” zei Ivo. “Die
zat echter al in een verder stadium. Die wilde een eigen bedrijf
starten.”
“Dat kan ik niet
doen. Ik ben namelijk mijn huis aan het verbouwen, en dat kost een
hoop geld. Het is een oud en gammel huis, uit de jaren dertig van de
vorige eeuw. Om de haverklap komt er ergens een scheur in. Laatst heb
ik van pure frustratie een spiegel aan diggelen geslagen. Het gaat
echt de verkeerde kant op met mij. Ik ben een gevaar voor de
mensheid!”
“Nu niet in
paniek raken,” zei Ivo. “Het komt allemaal vast wel goed. Als je
maar voldoende rust neemt op zijn tijd.”
Wilbert keek op
zijn horloge, en zei: “Ik moet weer verder, anders kom ik te laat.”
Hij haalde zijn mobiel tevoorschijn, en vroeg: “Wat is je nummer?
Dan kunnen we later misschien nog eens herinneringen ophalen aan
vroeger.”
Ivo gaf met enige
tegenzin zijn nummer.
“Bedankt,” zei
Wilbert, en stopte de mobiel weer in zijn binnenzak. “Ik moet nu
echt gaan. Tot later. Ik bel je.”
“Dag,” zei
Ivo.
Wilbert fietste
verder, en Ivo vervolgde zijn weg naar de kringloopwinkel. Dat zo'n
Wilbert mij maar beter niet belt, dacht hij.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.
No comments:
Post a Comment