Saturday, October 22, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 39

Hieronder deel 39 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 13. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 38 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


13

Het was dinsdag. Ivo liep met zijn rugzak op zijn rug over de stoep naar het dorpscentrum van de stad waar hij al zo lang woonde. Hij zou eerst een bezoekje brengen aan de kringloopwinkel, en dan naar het Wilhelminapark gaan, om daar even te gaan zitten en van het mooie weer te genieten. Maar zover was het nog niet. Een man van in de dertig, gekleed in een kostuum met schoudertas en een zonnebril op, reed voorbij op zijn sportfiets, keek achterom naar Ivo, en kreeg een blik van herkenning op zijn gezicht. Hij vroeg, toen Ivo hem genaderd was: “Ivo? Ivo Penner?”
“Dat ben ik,” zei Ivo.
“Wilbert. Wilbert Eveneens.” Hij zette zijn zonnebril af en stopte deze in zijn binnenzak. “We hebben bij elkaar in de klas gezeten, op de basisschool.”
“Ach ja,” zei Ivo, die zich langzaam het ÊÊn en ander begon te herinneren.
“Ik was altijd de langste van de klas. Dat is nu gelukkig wel bijgetrokken. Hoe gaat het ermee?”
“Op zich wel redelijk,” zei Ivo.
“Met mij ook. Ik ben op weg naar mijn werk, in Den Haag, waar ik manager ben in een schoonmaakbedrijf.”
“Wel wel. Manager in een schoonmaakbedrijf. Toe maar.”
“En jij? Wat doe jij in het dagelijks leven?”
“Ik hoop ooit een roman af te ronden.”
“Dat is waar ook. Jij schreef altijd verhalen.”
“Dat klopt. En jij speelde altijd de baas als we gingen voetballen tijdens de pauze. Jong geleerd is oud gedaan.”
Wilbert lachte. “Dat is waar, ja.” Zijn gezicht werd ernstig. “Vonden jullie het vervelend dat ik altijd de baas speelde?”
“Niet als zodanig. Je was alleen vaak agressief. Iedereen die niet naar je luisterde kreeg klappen.”
Wilbert wreef over zijn kin. “Is dat zo? Ik kan me daar niets van herinneren.”
“Toch is het zo,” zei Ivo. “Lig er maar niet teveel wakker van, dat is nu allemaal voorbij.”
“Toch niet,” zei Wilbert. “Ik heb laatst een schoonmaakster op haar billen geslagen. Omdat ze niet naar me wilde luisteren. Ze heeft een klacht ingediend bij de directie, en die heeft mij berispt. Ik deed het echt in een opwelling. Ik wist zelf niet waar het vandaan kwam, maar nu hoor ik jou dus zeggen dat ik dat vroeger ook al deed.”
“Dat klopt,” zei Ivo. “En niet zo'n klein beetje ook. Je hebt zelfs iemand knock-out geslagen. Ik had dan ook eerlijk gezegd verwacht dat je bokser was geworden in plaats van manager.”
“Nee nee,” zei Wilbert. “Gelukkig niet. Bokser, ik moet er niet aan denken. Ik kan niet tegen bloed.”
“Arts zat er dus ook niet in,” zei Ivo.
“Nee. Maar nu ik dit zo hoor vraag ik me af of ik wel manager kan blijven. De schoonmaaksters zijn erg hardleers. Straks doe ik ze nog iets ergers aan.”
“Kom kom. Je bent nu een volwassen kerel.”
“Maar dan nog. Die schoonmaaksters kunnen echt heel vervelend zijn, Ivo. Je weet de helft er nog niet van. Laatst heeft iemand de suiker verwisseld met zout. Een ander laat altijd harde boeren als ik in mijn kantoor zit te mediteren. En zo kunnen we nog wel even doorgaan.”
“Je lijkt wel een beetje op iemand die ik gisteren ontmoet heb,” zei Ivo. “Die zat echter al in een verder stadium. Die wilde een eigen bedrijf starten.”
“Dat kan ik niet doen. Ik ben namelijk mijn huis aan het verbouwen, en dat kost een hoop geld. Het is een oud en gammel huis, uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Om de haverklap komt er ergens een scheur in. Laatst heb ik van pure frustratie een spiegel aan diggelen geslagen. Het gaat echt de verkeerde kant op met mij. Ik ben een gevaar voor de mensheid!”
“Nu niet in paniek raken,” zei Ivo. “Het komt allemaal vast wel goed. Als je maar voldoende rust neemt op zijn tijd.”
Wilbert keek op zijn horloge, en zei: “Ik moet weer verder, anders kom ik te laat.” Hij haalde zijn mobiel tevoorschijn, en vroeg: “Wat is je nummer? Dan kunnen we later misschien nog eens herinneringen ophalen aan vroeger.”
Ivo gaf met enige tegenzin zijn nummer.
“Bedankt,” zei Wilbert, en stopte de mobiel weer in zijn binnenzak. “Ik moet nu echt gaan. Tot later. Ik bel je.”
“Dag,” zei Ivo.
Wilbert fietste verder, en Ivo vervolgde zijn weg naar de kringloopwinkel. Dat zo'n Wilbert mij maar beter niet belt, dacht hij.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

No comments:

Post a Comment