Tuesday, December 15, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 27

Hieronder deel 27 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het slot van hoofdstuk 8. Lees eerst deel 1 t/m 26, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!




Het was acht uur 's avonds. Tom zat op de tweezitsbank in de woonkamer van zijn ouders. Zijn moeder, Liddy Formosa-Hempkruid, schonk hem koffie in en reikte hem een plakje cake aan. Ze ging naast haar man, Guido Formosa, op de driezitsbank zitten. 'Hoe was het bij de dokter?' vroeg ze.

'Goed,' zei Tom. 'Hij heeft me Nositol voorgeschreven.'

'Daar hoor ik goede verhalen over,' zei Liddy. 'Jikke van Jikke en Arnold gebruikt het voor haar galstenen. Merk je al wat verbetering?'

'Enigszins,' zei Tom, en nam een hap van zijn cake.

'Fijn,' zei Liddy. 'Dus je gaat binnenkort weer aan het werk?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Voorlopig nog niet...'

'Waarom niet? Je zei dat je je al wat beter voelt...'

'Ja, maar nog niet genoeg.'

Liddy knipperde met haar ogen en keek naar haar man. 'Guido, zeg jij er eens wat van...'

Guido slikte een hap cake door, en zei: 'Luister Liddy, die jongen zal zelf wel het beste aanvoelen of hij wel of niet aan het werk kan. Daar ga ik me niet mee bemoeien...'

'Jawel, dat ga jij wel,' protesteerde Liddy. 'Daar hebben we het laatst nog over gehad, weet je nog? Jij voelt je ook wel eens niet zo lekker, maar je gaat dan toch aan het werk. Omdat het je plicht is.' Ze keek weer naar Tom, en zei: 'Luister, Tom, het zou nogal wat zijn als iedereen die iets mankeert stopt met werken. We zouden geen economie meer overhouden. Ik kwam je baas, meneer Kukela, laatst nog tegen. Ik heb maar geen praatje met hem gemaakt, want ik wist niet of dat verstandig was, maar ik kan je wel vertellen dat hij niet blij keek. Terwijl hij normaal gesproken altijd het zonnetje in huis is. Dat belooft weinig goeds, lijkt me. Straks vlieg je er nog uit, en wat moet je dan doen?'

Een lichte steek schoot door Toms voorhoofd, en hij nam snel een slok van zijn koffie.

'Het lijkt me echt beter als je zo snel mogelijk weer aan het werk gaat. Straks verleer je het praatjesmaken nog.'

'Dat zal niet snel gebeuren, ma. De afgelopen week doet niet onder voor een normale werkweek.'

'Nou,' zei Liddy, 'als het dan toch niet veel uitmaakt, kun je net zo goed weer aan het werk gaan!' Ze schaterlachte triomfantelijk om haar vondst. Ze keek naar Guido, en zei: 'Ja toch, Guido? Dat is toch zo?'

'Misschien, misschien,' zei Guido.

'Denk je niet dat het te vroeg is?' vroeg Tom. 'Ik ben nog maar een week met ziekteverlof. Kan ik niet beter nog even wachten voor ik helemaal genezen ben?'

Liddy schudde haar hoofd. 'Dat zei Patrick van Sien en Hercule in het begin ook. Zijn duim was na een week al zo goed als genezen, maar omdat hij hem toch nog af en toe voelde kloppen, bleef hij thuis. Dat heeft Sien me zelf verteld, dus dat kun je navragen. De eerste weken zijn cruciaal, Tom. Als je na een week niet opnieuw aan de slag gaat, dan gaat het van kwaad tot erger, let op mijn woorden...'

'Maar als ik te vroeg aan het werk ga, worden mijn klachten misschien wel erger dan ze nu zijn. En dan zou ik nog verder van huis zijn...'

'Wat zijn je klachten dan precies?' vroeg Liddy.

'Pijn in mijn voorhoofd, en sinds kort ook veel slapen.'

'Dat laatste komt misschien door de Nositol,' mengde Guido zich.

'Dat zou kunnen,' zei Tom. 'Maar feit blijft dat ik zo niet met goed fatsoen aan het werk kan. De mensen zullen vast gaan klagen bij Kukela als ze merken dat ik er met mijn aandacht niet helemaal bij ben, en wat dan?'

'Dat is waar,' zei Guido.

Liddy dacht na, en zei: 'Ik wil alleen maar zeggen dat je, zeker in dit economische klimaat, maar wat blij mag zijn dat je werk hebt, en er dus ook maar beter alles aan kunt doen om dat werk te behouden...'

'Precies,' zei Tom. 'En daarom lijkt het me niet verstandig om morgen al aan het werk te gaan...'

Liddy dacht na, en zei, ogenschijnlijk berustend: 'Goed. Ik wil alleen maar het beste voor je. Dat weet je toch?'

'Ja, ma.' Tom keek op zijn horloge, en zei: 'Ik ga maar weer eens.'

'Nu al?' zei Liddy.

'Ja,' zei Tom. 'Ik kom binnenkort wel weer eens langs.'

'Doe dat,' zei Liddy.

Tom gaf zijn vader een hand en deed zijn jas aan. Hij liep samen met zijn moeder naar de voordeur, en gaf haar een hand en een kus op de linkerwang. 'Dag, ma,' zei hij, en liep naar buiten, de koude voorjaarsavond in. Eenmaal weer thuis las hij Johnny Beenhopper uit. Morgen maar weer eens nieuw leesvoer halen, dacht hij bij zichzelf. Waarom niet Vreemde gebeurtenissen? Dat stond immers in de planning om aanstaande vrijdag in Martha's leesclub besproken te worden. Hij kon op zijn minst het boek eens doorbladeren in de bibliotheek, om te zien of het wat was. Om tien uur ging hij naar bed. Hij bleef echter liggen woelen, omdat hij last had van verschillende gedachten die zich bleven opdringen. Wat als zijn moeder gelijk had? Wat als het inderdaad van kwaad tot erger zou gaan, en hij zijn baan zou verliezen? Wat als hij zijn huur niet meer zou kunnen betalen, en op straat gezet zou worden? Hij kon misschien maar beter wel aan het werk blijven. Maar hoe?



Klik hier voor deel 28!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

No comments:

Post a Comment