Tuesday, February 23, 2021

'De praatjesmaker' (roman), deel 37

Hieronder deel 37 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het begin van hoofdstuk 12. Lees eerst deel 1 t/m 36, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



12


De volgende dag was het vrijdag. Tom was pas rond 12:00 opgestaan, en had toen snel de Nositol ingenomen. De rest van de dag had hij veel uitgerust, zoals gewoonlijk, maar 's avonds zat hij toch in de woonkamer van Martha Ganzeveer, om de eerste bijeenkomst van de leesclub mee te maken. Hij had weinig zin gehad om te gaan, maar het was beter dan thuis zitten niksen. Daarbij zou het allemaal misschien reuze meevallen, en zouden de andere leden misschien aangename persoonlijkheden zijn, die Tom met een warm gevoel in de buik naar huis zouden sturen. Dat viel echter nog te bezien.

Naast Martha waren aanwezig: Titia Overkleum en Harold van der Lum, die samen op de driezitsbank zaten. Beiden hadden zich reeds aan Tom, die op de fauteuil was gaan zitten, voorgesteld. Titia was een ongeveer 45-jarige huisvrouw met lang, asblond haar en een hoornen leesbril op haar spitse neus. Harold was een ongeveer 50-jarige dakdekker met overgewicht en een sluwe blik in zijn ogen. Beiden hadden gereageerd op een advertentie die Martha in de Zoetermeer Courant had gezet. Martha was eveneens gebeld door een aantal hijgers, maar die hadden geen interesse gehad om te komen. Dus konden ze beginnen.

Nadat Martha voor iedereen koffie had ingeschonken en op de tweezitsbank was gaan zitten, stak ze van wal: 'Welkom allemaal op de eerste bijeenkomst van Martha's leesclub. Vanavond gaan we Vreemde gebeurtenissen van George Mapperton bespreken. Heeft iedereen het kunnen lezen?'

'Ik niet,' zei Tom.

'Oh,' zei Martha. Ze knipperde een paar keer met haar ogen, leek zich te herstellen, en zei: 'Dat geeft niet. De rest heeft het wel kunnen lezen...?'

De anderen knikten.

'Prima,' zei Martha. 'Het lijkt me een goed idee om één voor één, om de beurt, onze favoriete vreemde gebeurtenis uit het boek te belichten, en te vertellen waarom dit onze favoriet is. Ik zal beginnen...' Ze nam het boek erbij, en zei: 'Mijn favoriete vreemde gebeurtenis is die waarin een hooiberg van de ene op de andere dag verdwenen is. Zie bladzijde 56...'

Titia en Harold bladerden naar desbetreffende pagina.

'Wat ik me afvraag,' ging Martha verder, 'is waar die hooiberg gebleven is. Dat staat helaas niet in het boek vermeld. De ezel van boer Jaspers kan de hooiberg toch niet in zijn eentje opgegeten hebben? Wat denken jullie?'

'Dat lijkt me inderdaad sterk,' zei Harold, en nam een slok van zijn koffie.

'Misschien is de hooiberg verdampt,' zei Titia. 'Ik heb wel eens gelezen dat hooi bij een bepaalde temperatuur verdampt. Welke temperatuur, dat weet ik niet precies, maar helemaal niet zo hoog als je in eerste instantie zou denken...' Ze keek de anderen aan.

'Misschien, misschien,' zei Martha. Ze keek naar Tom, en zei: 'Wat denk jij, Tom?'

'Is het wel bewezen dat die hooiberg in één nacht verdwenen is?' vroeg Tom.

Martha knikte. 'Er staan foto's bij, van ervoor en erna.'

'Dat bewijst niets,' zei Tom. 'De foto's kunnen op ieder moment gemaakt zijn.'

'Dat is waar,' zei Titia. Ze keek op de achterkant van het boek, en zei: 'Er staat op dat de gebeurtenissen echt hebben plaatsgevonden...'

'Dat hebben ze ook,' zei Martha, 'dat heb ik zelf op internet gelezen. Een team van vijfendertig wetenschappers heeft de gebeurtenissen onderzocht, en George Mapperton heeft hun bevindingen kort en bondig opgeschreven. Dit alles onder strenge controle van een notaris. Dus...' Ze keek samenzweerderig de kring rond, en zei: 'Weten jullie wat ik denk? Dat de hooiberg is opgegeten door hooimijten...'

'Hooimijten?' vroeg Titia verbaasd.

'Ja, hooimijten. Dat zijn hele kleine beestjes, maar ze hebben een ontzettende eetlust. Zeker als het hooi vers is. En dat was het, volgens het boek...'

'Hoeveel hooimijten moeten dat wel niet geweest zijn, dat ze een hooiberg in één nacht kunnen opeten?' vroeg Titia.

'Triljoenen,' zei Martha. 'Minstens.'

'Ik ben een keer gebeten door een mijt,' zei Harold. 'Ik kreeg rode blaasjes op mijn arm, maar die gingen vanzelf weer weg. Het was een vrij grote mijt. Toch zeker wel zes centimeter...' Hij hield zijn duim en wijsvinger zes centimeter uit elkaar, en toonde ze aan de anderen. 'Hij had van die venijnige voelsprieten...'

Martha fronste haar voorhoofd. 'Ik denk niet dat dat een mijt was. Mijten zijn maar klein. Waarschijnlijk was het een vliegend hert. Die kunnen vrij groot worden...'

Harold fronste zijn voorhoofd, en zei: 'Een vliegend hert? Laat je nakijken. Nee, de dokter zei dat het waarschijnlijk een stofmijt geweest is, die 's nachts mijn kamer is binnengeslopen. Die dokter zal er echt wel verstand van hebben, want hij heeft overal diploma's hangen. Zelfs in zijn slaapkamer.' Hij loerde naar de anderen en nam een slok van zijn koffie.

'Je moet je dokters met zorg kiezen,' zei Titia. 'Mijn huisarts is tien jaar voorzitter geweest van het Comité ter Bestrijding van Vage Gezondheidsklachten, en dat schijn je niet zomaar te worden. Ik kan me voorstellen dat de meeste dokters ergens voorzitter van zijn, dus kun je ze maar beter serieus nemen. Je weet nooit of je ze in het dagelijks leven nog eens ergens anders voor nodig hebt dan voor je gezondheid alleen...'

De anderen keken haar aan en zwegen. Het was tenslotte Martha die zei: 'Goed. Dat was mijn favoriete vreemde gebeurtenis. Mag ik nu het woord geven aan jou, Titia?'

'Dat is goed,' zei Titia.



Klik hier voor deel 38!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, February 16, 2021

'De praatjesmaker' (roman), deel 36

Hieronder deel 36 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het slot van hoofdstuk 11. Lees eerst deel 1 t/m 35, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!





Tom liep stevig door, en begon na te denken over de planning voor de komende dagen. Morgen zou de bijeenkomst van de leesclub zijn. Misschien hielden ze daar wel van een goed gesprek. Deze gedachte monterde hem enigszins op, totdat hij in de verte Iris Mekkelaar, de apothekersassistente, zag lopen. Zou hij de bosjes induiken? Nee, daar was het nu te laat voor, ze had hem al gezien. Ze kwam op hem aflopen, en zei: 'Goeiedag, Tom. Hoe gaat het?'

Om haar niet te ontgoochelen zei hij: 'Goed. En met jou?' Hij zette zijn boodschappentassen neer op de grond.

'Uitstekend,' zei ze met een stralende glimlach. 'Ik ben Nositol gaan gebruiken, zoals je me had aangeraden...'

Tom kon zich niet herinneren dat hij haar Nositol had aangeraden – het was eerder andersom geweest – maar hij besloot er niet verder op door te gaan. 'En? Bevalt het?' vroeg hij.

'Nou en of! Ik was meteen van mijn verkoudheid af, en ben daarna ook niet meer verkouden geworden. En wat ook belangrijk is: ik ben weer begonnen met sieraden maken. Kan ik jou niet blij maken met een leuk polsbandje? Ik maak ze ook voor mannen, en ze zijn echt niet duur...'

'Nee, dank je,' zei Tom. Alsof hij ooit met een polsbandje zou gaan rondlopen.

'Oh,' zei Iris, en keek enigszins beteuterd. 'Mijn vader vindt ze erg mooi. Hij heeft er tien besteld, in mijn webwinkeltje. Dus de komende tijd heb ik genoeg te doen. En jij? Wat doe jij zoal op een dag?'

'Ik kom net van de Kiko vandaan. Morgenavond ga ik waarschijnlijk naar een leesclub.'

'Een leesclub? Wat leuk! Zelf kan ik wel uren lezen, maar dat doe ik niet, want dan hou ik geen tijd meer over voor andere dingen. Wat je kunt, hoeft niet altijd wenselijk te zijn. Zo kan ik bijvoorbeeld heel hard grunten, maar mijn buren hebben dat liever niet. Ze worden er altijd een beetje bang van. Heb jij angstige buren?'

'Vast niet,' zei Tom.

'Houden zo. Met angstige buren kan er alleen maar ellende van komen. Ze hebben al een paar keer de brandweer gebeld, omdat ze rook vanonder mijn voordeur zagen komen, zonder dat daar sprake van was. Als je angstig bent, zie je wel eens dingen die er niet zijn. Goed, ik laat wel eens het vlees aanbranden, maar nooit in die mate dat het tot bij mijn voordeur te merken is. Dat zou ook niet kunnen, want ik heb altijd de ramen open als ik kook. Hou jij van koken?'

'Ik doe het liever niet dan wel,' antwoordde Tom.

'In het winkelcentrum zit een goed restaurant. Ik vergeet de naam steeds, maar ze hebben er zeer appetijtelijke voorgerechten. Volgens mij wordt het gerund door een Griek, maar de keuken is Indonesisch, dus dat Grieken racistisch zijn, daar klopt niets van. Dat heb ik trouwens ook nooit beweerd. Ik kijk wel uit, want racisten zijn vaak erg agressief. Je hoeft maar een knip te geven met je vinger of ze breken die vinger met beide handen. Grieken eten veel noten. Meer dan de gemiddelde Nederlander, heb ik me laten vertellen. Wie zei dat ook alweer...?' Ze dacht na.

'Ik zou het niet weten,' zei Tom.

Iris knipte met haar vingers, en zei: 'Ik weet het al. Mijn vriendin zei dat laatst, toen ik bij haar op bezoek was in het ziekenhuis. Tijdens het beklimmen van de Dom van Utrecht is ze al na vijf meter naar beneden gelazerd. Ernstig gewond is ze niet, maar Dommen beklimmen, dat zit er voorlopig niet meer in. Hebt u wel eens de Dom van Utrecht beklommen? Of een andere Dom? Bijvoorbeeld die van Keulen, of Aken?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Daar begin ik niet aan...'

'Groot gelijk,' zei Iris. 'Als mijn vriendin eenmaal ergens aan begint, weet ze van geen ophouden. Tenzij ze wordt afgevoerd naar het ziekenhuis. In ziekenhuizen valt er gelukkig weinig te beklimmen, dus hopelijk komt ze daar een beetje tot rust. Die jobcoach van haar, die hebben ze gelukkig ontslagen. Hij had trouwens ook gesjoemeld met declaraties, en kon niet van zijn leidinggevende afblijven. Zo zie je maar weer...'

'Inderdaad,' zei Tom. Hij keek op zijn horloge, en zei: 'Anders nog iets?'

Iris bekeek hem, en zei: 'Weet je zeker dat de Nositol je wel bevalt? Er zijn ook andere middelen verkrijgbaar, met ongeveer dezelfde werking. Kom anders eens een keer langs, dan leg ik het je allemaal uit. Bij de apotheek bedoel ik, want bij mij thuis liggen overal kraaltjes, en ik wil niet dat je daarover uitglijdt, want dan zijn we nog verder van huis.'

Tom schudde zijn hoofd. 'Ik heb met mijn arts afgesproken dat ik eerst de Nositol een kans geef om aan te slaan...'

'Is ook goed. Doe in ieder geval rustig aan. Laat je niet opjagen. Ik ga nu weer verder, om nieuwe placemats te halen bij de Wieber. Daar zijn ze in de aanbieding. Da-ag!'

'Dag, Iris,' zei Tom. Hij tilde zijn boodschappentassen op en liep verder naar huis toe. Nadat hij de boodschappen had weggeborgen, ging hij in zijn fauteuil zitten. De rest van de dag staarde hij wat voor zich uit.



Klik hier voor deel 37!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, February 9, 2021

'De praatjesmaker' (roman), deel 35

Hieronder deel 35 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het vervolg van hoofdstuk 11. Lees eerst deel 1 t/m 34, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



 

Tom liep de Kiko binnen, nam een mandje, en liep naar de appels. Hij haalde een zakje van een rol en keurde de appels op hun versheid. Achter hem hoorde hij een mannenstem zeggen: 'Tom...? Tom Formosa...?'

Tom draaide zich om, keek in het gezicht van een grijzende man met een ruitjeshemd aan, en zei: 'Goedendag, meneer...?'

'Jacques de Fretter,' zei Jacques. 'We hebben elkaar al eens eerder gesproken. Wat ik u eigenlijk eens wilde vragen: bent u toevallig familie van Baron de Formosa uit Soest?'

'Bij mijn weten niet...'

'Oh. Anders had ik u gevraagd om hem te vragen of hij wil ophouden met dode ganzen in mijn zwembad te gooien. Het is hoogst vervelend, en niemand is ermee geholpen.'

'Dat wil ik geloven,' zei Tom.

'Hij mag best bij mij op de koffie komen, maar dan moet hij wel ophouden met die dwaze fratsen. En hij moet zijn oksels deodoreren, want de geur van oude kaas doet mij altijd denken aan de Tachtigjarige Oorlog, en daar word ik liever niet aan herinnerd. Ik heb die tijd weliswaar niet meegemaakt, maar ik kan me voorstellen dat de mensen destijds erg hebben moeten afzien, zeker degenen met suikerziekte, of stevige trek. En in die tijd had je ook geen deodorants, dus dat was dubbel afzien. Maar u kent Baron de Formosa dus niet...?'

'Nee.'

'Prijs u gelukkig. Een man die dode ganzen in andermans zwembad gooit, die kun je beter niet tot je intimi rekenen. Zelf ontkent hij in alle toonaarden, maar dat zijn we inmiddels van hem gewend. Hij ontkent ook dat hij mijn vrouw, toen ik een keer weg was, midden in de nacht heeft wakker gemaakt door steentjes tegen haar raam te gooien. Maar als hij dat niet gedaan heeft, hoe kwamen die sterretjes dan in onze slaapkamerramen? En waarom rook mijn vrouw anders de geur van oude kaas? Wie kan het nog meer geweest zijn behalve hij? Wie heeft er een motief? Hij weet het niet, en ik ook niet. Heeft u misschien enig idee?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Hoe moet ik dat weten? Ik ken u amper. Goed, we hebben weliswaar een keer een gesprek gevoerd, maar denkt u dat ik alles onthoud wat mensen me vertellen...?'

Jacques knikte. 'Hoort dat niet bij uw werk?'

Tom schudde zijn hoofd.

'Jammer. Dan weet u dus ook niet dat ik bezig ben om schaakstukken te snijden uit piepschuim...?'

'Nee.'

'Gevaarlijk werk,' zei Jacques. 'Kijk maar.' Hij liet zijn handen zien, die vol wonden zaten. 'Maar ja,' ging hij door, 'wat is een leven zonder een beetje gevaar? Een utopie! En utopieën bestaan niet, hoe graag je ook zou willen. Maar ik dwaal af. Denkt u dat mijn vrouw vreemdgaat?'

'Wie weet...'

'Komt u tijdens uw werk wel eens mensen tegen die vreemdgaan?'

'Vast wel. Maar daar bemoei ik me verder niet mee. Ik ben geen maatschappelijk werker...'

'Nee, natuurlijk niet. Geeft u mensen wel eens advies?'

'Zelden.'

Jacques bekeek Tom, en vroeg: 'Wat doet u dan eigenlijk wél?'

'Hetzelfde als nu,' zei Tom. 'Praatjes maken.'

'Ach zo,' zei Jacques. 'Vindt u dat leuk om te doen?'

'Niet dat ik je wil ontgoochelen, Jacques, maar nee, op het moment niet echt...'

'Oh,' zei Jacques, en sloeg zijn ogen neer. 'Bedankt dat u in ieder geval nog eerlijk bent...'

'Graag gedaan,' zei Tom. Hij keek op zijn horloge, en zei: 'Anders nog iets?'

'Nee,' antwoordde Jacques.

'Prima. Tot ziens.'

'Dag, meneer Formosa.'

Tom zette zijn route door de winkel voort, blij dat het gesprek voorbij was. Hij rekende zijn boodschappen af, stopte ze in de boodschappentassen, en begon de terugtocht naar huis.



Klik hier voor deel 36!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Monday, February 1, 2021

'De praatjesmaker' (roman), deel 34

Hieronder deel 34 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het begin van hoofdstuk 11. Lees eerst deel 1 t/m 33, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



 
11


De volgende dag was het donderdag. Tom stond pas om half twaalf op, en nam toen snel de gebruikelijke dosis Nositol in. De zon scheen genadeloos neer op de stad. Tom was graag naar het park gegaan, maar zijn koelkast was zo goed als leeg, dus kon hij er niet onderuit om naar de Kiko te gaan voor de nodige boodschappen. Hij verzamelde alles wat hij nodig had, en ging op weg. Algauw rinkelde zijn mobiel. Het bleek zijn baas, Gerrit Kukela, te zijn. 'Tom,' zei hij, 'ik wilde eens informeren hoe het nu met je gaat...'

'Niet al te best,' zei Tom. 'Ik heb nog steeds veel last...'

'Dat meen je niet,' zei Kukela. 'Wat vervelend. Neem je wel trouw je medicijnen in?'

'Ja, meneer Kukela. Maar ik merk er weinig van...'

'Dat heeft tijd nodig,' zei Kukela. 'Bij mijn neefje, die Nositol gebruikt voor zijn ADHD, was dat ook zo. Sterker nog, de klachten werden in het begin zelfs erger. Niet alleen stak hij mensen in de ogen, maar hij sloeg ze ook de brillen van het hoofd. Gelukkig is dat nu allemaal wel minder. De wetenschap staat voor niets, Tom. Wees maar blij dat je niet in de Middeleeuwen geboren bent. Dan hadden ze niets aan je klachten kunnen doen, en was je nu misschien wel dood geweest...'

'Dood, dood. Dat weet ik nog zo net niet, meneer Kukela.'

'Slaap je nog steeds veel?'

'Ja.'

'Ocharme. Maar ja, je lichaam zal het wel nodig hebben. Ik ben zelf ook een tijdje overspannen geweest, en toen vloog ik weleens de gordijnen in. Vervolgens bleef ik daar dan enige minuten in hangen. Erg vermoeiend. Gelukkig is dat nu allemaal verleden tijd. Hang jij wel eens in gordijnen?'

'Nee, meneer Kukela...'

'Niet aan beginnen. Mijn vrouw werd er gek van. Maar jij hebt geen vrouw, toch?'

'Nee, meneer Kukela.'

'Misschien is dat maar beter ook. Natasja vertelde nog dat ze je laatst op straat was tegengekomen. Dat was een hele opluchting voor me, dat je al naar buiten mag. Frisse lucht doet een mens toch altijd weer goed. Vooral als je ziek bent...'

'Inderdaad, meneer Kukela.'

'Ik was je graag een keer komen opzoeken, maar we hebben het tegenwoordig erg druk op het werk. We zijn bezig om onze activiteiten uit te breiden naar landelijk niveau. Binnenkort openen we een vestiging in Alphen aan den Rijn. Ik vind het jammer voor je dat jij dit allemaal niet van dichtbij kunt meemaken. Daarom bel ik je maar, zodat je er toch nog iets van meekrijgt.'

'Dat is erg attent van u, meneer Kukela.'

'Graag gedaan. Ben je ergens naar op weg?'

'Ja. Naar de Kiko, voor boodschappen...'

'Tja, een mens moet nu eenmaal eten. Mijn vrouw kookt de laatste tijd vaak stamppot. Stamppot boerenkool, stamppot rauwe andijvie, stamppot spinazie, noem maar op. Ze houdt erg van stamppot. Ik hoor haar soms zelfs stampen vanuit mijn studeerkamer, waar ik vaak de krant ga lezen. In de woonkamer word ik teveel afgeleid. Lees jij wel eens de krant, Tom?'

'Nee, niet echt.'

'Ach nee, daar staat je hoofd natuurlijk niet naar. Nochtans zou ik, als ik jou was, wel proberen om niet te vervreemden van de wereld om je heen.'

'De kans dat dat gebeurt is klein, meneer Kukela. Ik heb genoeg contacten...'

'Gelukkig maar. Maar mocht je ooit om een praatje verlegen zitten, dan weet je me te vinden. Ik kan me voorstellen dat je je werk wel eens mist. Wij missen jou in ieder geval allemaal heel erg, en hopen dat je snel weer beter bent. Kom gerust een keer langs, als je toch in de buurt bent...'

'Dat zal ik doen, meneer Kukela.'

'Prima. Dan ga ik nu maar weer ophangen. Hou vol, en tot de volgende keer.'

'Dag, meneer Kukela.'

'Dag, Tom.'

Tom hing op, borg zijn mobiel op, en zette zijn weg naar de Kiko voort. Het was eeuwig zonde dat hij niet op weg was naar het park, om daar tot rust te komen. Dokter Druktrommel had hem aangeraden om vooral veel leuke dingen te doen – oké, maar dan wel met een gevulde maag. Tom voelde aan zijn buik. Die was gelukkig nog niet al te dik, waarschijnlijk van het vele lopen. Hij kon maar beter op gewicht blijven, want overgewicht bracht ook weer allerlei gezondheidsklachten met zich mee, en die moest hij er niet bij hebben. Hij had zijn handen al vol aan de klachten die hij nu had.



Klik hier voor deel 35!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.