Hieronder
deel 10 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel
leesplezier, en fijne feestdagen!
Toen Ivo de krant uit had keek hij op zijn horloge: twaalf uur. Zijn maag
rammelde. Tijd voor een patatje. Hij deponeerde de krant waar hij
oorspronkelijk gelegen had, verliet de bibliotheek, en begaf zich
naar de snackbar die aan hetzelfde plein gelegen was. Er waren twee
klanten voor hem. Toen die weg waren plaatste hij zijn bestelling:
een grote friet met mayonaise en een kroket. De snackbarmedewerker
deed de bestelde waren in het vet. Ivo ging op een kruk zitten en
wachtte. De klant na hem, een vrouw van in de veertig met rood
krulletjeshaar en sproeten op haar wangen, plaatste eveneens haar
bestelling, en bleef naast Ivo staan wachten. Ze bekeek hem, en
vroeg: “Houdt u ook zo van patat?”
“Zeker,” zei
Ivo.
“Patat is mijn
favoriete gerecht. Ik zou het wel iedere dag kunnen eten, als het
niet zo slecht voor je was. Veel dingen die lekker zijn, zijn slecht
voor je. Daar zouden ze eigenlijk iets aan moeten doen.”
“Nou en of,”
zei Ivo.
“Ik zal me even
voorstellen,” zei de vrouw, en stak haar hand uit. “Katinka
Vollebos,” zei ze.
Ivo schudde de
hand, en zei: “Ivo Penner.”
“Vindt u het
hier ook zo warm?” vroeg Katinka.
“Het gaat,”
zei Ivo.
“Het zal wel
komen omdat ze hier frituren. Ik zou zelf ook wel willen frituren,
met een frituurpan. Maar het mag niet van mijn man. Die zegt dat ik
al dik genoeg ben. Maar ik ben helemaal niet dik. Vindt u mij dik?”
Ivo bekeek haar
van top tot teen. Ze was niet bepaald mager, maar ze was ook niet
dik. “U heeft een normaal postuur,” zei Ivo.
“Ik ben blij dat
u dat zegt,” zei Katinka. “Mijn man kijkt gewoon niet goed uit
zijn ogen. Hij zou eigenlijk een bril moeten, maar hij wil niet.
Contactlenzen ook niet. Hij zegt dat die niet passen bij zijn image.
Maar niemand hoeft toch te weten dat hij contactlenzen draagt? Wat
een vreemde man. Maar dat is nog niet alles. Hij huilt ook veel.
Terwijl ik van nature juist heel vrolijk ben. Ik zie altijd overal
het positieve van in, en hij het negatieve. We vullen elkaar in dat
opzicht aan. Ik moet vaak lachen als hij huilt. Hij huilt zo
grappig.”
“Dat is
waarschijnlijk ook de reden dat u voor hem viel,” zei Ivo.
“Onder andere.
Hij kon ook erg goed dansen. En hij rook lekker. Naar Old Spice. Dat
is mijn favoriete mannengeur. Ik draag het zelf ook. Vooral als ik
werk. Ik werk in een autozaak. Daar is het echt een mannenwereld. Om
niet op te vallen draag ik Old Spice. Mijn man heeft liever niet dat
ik dat doe, omdat zijn flesje dan zo snel leeg is. Maar dan koop ik
toch gewoon een nieuwe? Is dat nu zo'n probleem? Hij natuurlijk weer
huilen, en ik lachen. Zo klungelen we maar wat aan. Ik dacht
eigenlijk dat ik nooit zou trouwen, totdat ik mijn man tegen het lijf
liep. We zaten allebei bij de marine. Ik als psycholoog, hij als
kapitein. Hij kwam bij mij in therapie, omdat hij weinig respect
afdwong bij zijn manschappen. Van het een kwam het ander. Hij vroeg
mij mee uit. Omdat we op een marineschip zaten hadden we weinig
uitgaansmogelijkheden. We zijn dus maar naar het dek gewandeld. Daar
vertelde hij me hoe de wereld in elkaar zat. Ik zal het nooit
vergeten. Volgens hem was de mens in wezen slecht. Daarom was hij ook
zo ongelukkig. Ik heb dat idee er bij hem proberen uit te praten. En
met succes.”
“Mooi zo,” zei
Ivo. De snackbarmedewerker was inmiddels bezig Ivo's bestelling af te ronden.
“Ondanks alle
maatregelen mijden de meeste vrouwen nog steeds de marine,” ging
Katinka door. “Ik weet ook niet hoe het komt. Ik heb er een
geweldige tijd gehad.”
De
snackbarmedewerker keek Ivo aan en zei: “Meneer, één grote patat
met mayonaise en een kroket.”
“Prima,” zei
Ivo, en rekende af. Hij groette Katinka en verliet de snackbar.
(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.