Tuesday, December 29, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 29

Hieronder deel 29 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het vervolg van hoofdstuk 9. Lees eerst deel 1 t/m 28, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!




Tom zette er flink de looppas in. Totdat hij in de verte een bekende gestalte zag. Een tenger meisje, met blond krulletjeshaar en blosjes op haar wangen. Het was Natasja Loodzeer, Kukela's secretaresse, die volgens de geruchten verliefd was op Tom. Ze kreeg hem in de gaten, en versnelde haar looppas. Zal ik de bosjes induiken? dacht Tom bij zichzelf. Nee, daar was het nu te laat voor. 'Tom!' zei Natasja, 'mag jij al naar buiten van de dokter?'

'Gelukkig wel, Natasja.'

'Hoe gaat het nu met je?' Ze keek hem belangstellend aan.

'Het kan beter,' zei Tom. 'En hoe gaat het op kantoor? Zijn jullie al begonnen aan het volgende kwartaal?'

'Jazeker,' zei Natasja. 'We hebben het drukker dan ooit. De directie wil misschien nieuwe mensen gaan aannemen. Dat moet geen probleem zijn, lijkt me. Sollicitanten genoeg. Waar kom je vandaan? Je bent hier niet in je eigen wijk.'

'Nee, dat klopt. Ik kom net van de dokter.'

'En? Heeft hij je iets voorgeschreven?'

Tom knikte. 'Nositol.'

'Daar hoor ik goede verhalen over. Mijn oma slikt het vanwege haar pijnlijke gewrichten. Dat arme mens kon amper lopen, maar nu huppelt ze weer als een kievit. Jij ook trouwens, zag ik. Een bezoek aan de dokter doet een mens toch altijd weer goed. Ik moet zelf ook nodig eens gaan. Ik heb een knobbeltje in mijn oksel waar ik me grote zorgen over maak. Het zit vlakbij mijn linkerborst...' Ze bloosde licht, keek hem aan, en zei: 'Kom je nog een keer bij mij op de koffie? Of ben je daar te ziek voor?'

'Ik vrees van wel,' zei Tom.

'Ik had je toch verteld dat ik verhuisd ben?'

Tom dacht na, en zei: 'Volgens mij niet...'

'Ja, ik ben verhuisd. Naar de wijk Buytenwegh. Ik was net op weg naar een meubelwinkel voor een nieuwe salontafel. Mijn huidige is ingestort, nadat ik erop was gaan staan om een lamp te vervangen. Ken jij niet iemand die verstand heeft van elektrische bedradingen?'

Tom dacht na. 'Ik ken wel iemand, maar ik weet niet of hij het goed zou vinden als ik je over hem zou vertellen...'

'Jammer. Ik zou graag de muren in mijn huis witten, maar in het donker gaat dat moeilijk. Gelukkig worden de dagen al langer. Dat komt mij wel goed uit, maar ik kan me voorstellen jou niet. Kukela vertelde dat je veel op bed ligt. Doe je dat nog steeds?'

'Meer dan normaal,' zei Tom.

'Verveel je je overdag niet?'

'Soms,' zei Tom.

'Als je wilt kan ik ook een keer bij jou langskomen, als dat je beter uitkomt...' Ze keek hem hoopvol aan.

'Ik moet mijn energie goed verdelen, Natasja...'

'Dat kan ik me voorstellen. Maar ik wil best een keer langskomen, hoor...'

'Dat hoeft niet.'

Ze keek hem aan en zei: 'Goed. Als je hulp nodig hebt, hoor ik het wel. Je hebt mijn nummer, toch?'

Tom knikte.

'Voel je vrij om te bellen wanneer het jou uitkomt. In tijden van nood moeten vrienden elkaar helpen. Zelf kan ik ook zomaar ineens ziek worden. Zeker met zo'n knobbeltje in mijn oksel. Dat zit vlakbij mijn linkerborst. Of had ik dat al gezegd?'

'Nog maar één keer,' zei Tom.

Natasja bloosde en sloeg haar ogen neer.

Tom keek op zijn horloge, en zei: 'Goed je weer te zien. Verder nog nieuws?'

'Ja,' zei Natasja, 'ik... eh... we missen je allemaal heel erg op het werk. Nu kwam je niet vaak op kantoor, maar als je wel kwam, dan... Nou ja, dan bracht je altijd weer het zonnetje mee...' Ze aarzelde, en zei: 'Of vind je het raar als ik dat zeg?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Ik heb wel vreemdere dingen gehoord...'

'Oh. Nou ja... Ik hoop in ieder geval dat je snel weer beter bent. Dat is eigenlijk alles wat ik wilde zeggen, denk ik.' Ze sloeg haar ogen neer en zweeg.

'Dank je,' zei Tom. 'Ik hoop dat jouw knobbeltje ook snel genezen zal zijn...'

'Dat hoop ik ook.'

'Dag, Natasja.'

'Dag, Tom.'

Tom maakte zich uit de voeten en liep door in de richting van de bibliotheek. Eigenlijk had hij weinig zin meer om de bibliotheek te bezoeken, maar het was altijd nog beter dan thuis op bed liggen.



Klik hier voor deel 30!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, December 22, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 28

Hieronder deel 28 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het begin van hoofdstuk 9. Lees eerst deel 1 t/m 27, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!




9


Het was de volgende morgen. Tom had 's nachts geen oog dicht gedaan, en was naar het inloopspreekuur van dokter Druktrommel gelopen. Hij was nu in de behandelkamer van de grijsaard. 'Wat kan ik voor je doen?' vroeg Druktrommel, terwijl hij achter zijn bureau plaatsnam, en Tom ervoor. Hij keek Tom aan, en zei: 'Ik mag toch “je” zeggen?'

'Ja, dokter,' zei Tom. 'Het gaat niet zo goed. Ik heb de hele nacht liggen woelen. Gisteravond ben ik op bezoek geweest bij mijn ouders. Mijn moeder wil dat ik zo snel mogelijk weer aan het werk ga. Maar daar is het echt nog te vroeg voor...'

'Dat zul je zelf wel het beste aanvoelen,' zei Druktrommel. Hij dacht na, en zei: 'Het is te hopen dat de Nositol snel zal aanslaan. Ondertussen kun je natuurlijk proberen om zoveel mogelijk dingen te doen waar je energie uit haalt, dingen die je leuk vindt...'

'Ik vind weinig dingen leuk, dokter...'

Druktrommel krabde op de achterkant van zijn hoofd, en zei: 'Tja, het is een lastige situatie. Enerzijds ben je er te slecht aan toe om te werken, anderzijds word je van de hele dag thuiszitten ook niet beter. Wat is nu eigenlijk de kern van het probleem? Vind je het vervelend om te praten met mensen...?'

'Vervelend is een groot woord. Het hangt ook van de persoon af met wie ik in gesprek ben...'

Druktrommel wreef over zijn kin. 'Heb je op dit moment last?'

'Niet echt, dokter. Maar dat kan door de Nositol komen...'

'Je zegt dat het van de persoon afhangt. Bij wat voor mensen heb je vooral last?'

'Eigenlijk vooral bij klanten die ik eerder gesproken heb. Laatst hoorde ik één van hen zeggen dat mensen afstammen van de dinosaurussen.'

'En dat is niet zo?'

'Bij mijn weten niet, nee.'

'Goed,' zei Druktrommel, 'stel dat iemand dat gezegd heeft: wat is daar zo erg aan?'

'Dat weet ik niet goed. Misschien ben ik allergisch voor onzin?'

'Hmmm. Wat heb je gestudeerd?'

'Taalkunde.'

'Taalkunde? Zou je dan juist niet geïnteresseerd moeten zijn in wat de mensen je te vertellen hebben?'

'Misschien wel,' zei Tom. 'Toch blijft mijn hoofd pijn doen.'

'Kun je je daar echt niet overheen zetten?'

Tom fronste zijn voorhoofd. 'Kan ik het helpen dat ik voel wat ik voel?'

'Tot op zekere hoogte wel,' zei Druktrommel. 'Je zou bijvoorbeeld ook kunnen denken: wat hebben die mensen een speciale kijk op het leven...' Hij dacht na, en zei: 'Is het trouwens wel bewezen dat ze onzin uitkramen? Wie bepaalt wat onzin is en wat niet?'

Tom haalde zijn schouders op.

'Mag ik je een andere vraag stellen? Wat is volgens jou het belangrijkste in het leven?'

Tom dacht na, en zei: 'Ik denk dat het belangrijkste in het leven geluk is. En alleen God kan waar geluk geven.'

'Oké,' zei Druktrommel. 'Maar God heeft je ook de opdracht gegeven om je naaste lief te hebben als jezelf. En om te bidden en werken...'

'Ja. Maar ondertussen zit ik wel met die pijn...'

'Die wordt vast minder,' zei Druktrommel. 'De Nositol kan daarbij helpen. Maar ze heeft nu eenmaal tijd nodig om in te werken...'

'Hoeveel tijd dan, dokter?'

'Twee tot vier weken.'

Tom zuchtte. 'Dat is vrij lang.'

Druktrommel glimlachte. 'Je zult zien dat de pijn, na dit gesprek, een stuk minder is geworden. Heb je nu last?'

Tom schudde zijn hoofd.

'Dan zijn we al op de goede weg.' Druktrommel keek op zijn horloge, en zei: 'Anders nog iets?'

'Nee, dokter.'

'Goed zo. Ik zie je volgende week vrijdag, om de voortgang te bespreken. Het is goed dat je gekomen bent, Tom. Je moet van je hart geen moordkuil maken. Probeer leuke dingen te doen...'

'Ja, dokter.'

'Hou je taai.'

'Dank u, dokter.' Tom schudde hem de hand, deed zijn jas aan, en verliet de praktijk. Volhouden, dat was het devies voor de komende tijd. Leuke dingen doen. Eerst zou hij maar eens naar de bibliotheek gaan, om Vreemde gebeurtenissen door te bladeren, en eventueel mee te nemen.


Klik hier voor deel 29!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, December 15, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 27

Hieronder deel 27 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het slot van hoofdstuk 8. Lees eerst deel 1 t/m 26, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!




Het was acht uur 's avonds. Tom zat op de tweezitsbank in de woonkamer van zijn ouders. Zijn moeder, Liddy Formosa-Hempkruid, schonk hem koffie in en reikte hem een plakje cake aan. Ze ging naast haar man, Guido Formosa, op de driezitsbank zitten. 'Hoe was het bij de dokter?' vroeg ze.

'Goed,' zei Tom. 'Hij heeft me Nositol voorgeschreven.'

'Daar hoor ik goede verhalen over,' zei Liddy. 'Jikke van Jikke en Arnold gebruikt het voor haar galstenen. Merk je al wat verbetering?'

'Enigszins,' zei Tom, en nam een hap van zijn cake.

'Fijn,' zei Liddy. 'Dus je gaat binnenkort weer aan het werk?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Voorlopig nog niet...'

'Waarom niet? Je zei dat je je al wat beter voelt...'

'Ja, maar nog niet genoeg.'

Liddy knipperde met haar ogen en keek naar haar man. 'Guido, zeg jij er eens wat van...'

Guido slikte een hap cake door, en zei: 'Luister Liddy, die jongen zal zelf wel het beste aanvoelen of hij wel of niet aan het werk kan. Daar ga ik me niet mee bemoeien...'

'Jawel, dat ga jij wel,' protesteerde Liddy. 'Daar hebben we het laatst nog over gehad, weet je nog? Jij voelt je ook wel eens niet zo lekker, maar je gaat dan toch aan het werk. Omdat het je plicht is.' Ze keek weer naar Tom, en zei: 'Luister, Tom, het zou nogal wat zijn als iedereen die iets mankeert stopt met werken. We zouden geen economie meer overhouden. Ik kwam je baas, meneer Kukela, laatst nog tegen. Ik heb maar geen praatje met hem gemaakt, want ik wist niet of dat verstandig was, maar ik kan je wel vertellen dat hij niet blij keek. Terwijl hij normaal gesproken altijd het zonnetje in huis is. Dat belooft weinig goeds, lijkt me. Straks vlieg je er nog uit, en wat moet je dan doen?'

Een lichte steek schoot door Toms voorhoofd, en hij nam snel een slok van zijn koffie.

'Het lijkt me echt beter als je zo snel mogelijk weer aan het werk gaat. Straks verleer je het praatjesmaken nog.'

'Dat zal niet snel gebeuren, ma. De afgelopen week doet niet onder voor een normale werkweek.'

'Nou,' zei Liddy, 'als het dan toch niet veel uitmaakt, kun je net zo goed weer aan het werk gaan!' Ze schaterlachte triomfantelijk om haar vondst. Ze keek naar Guido, en zei: 'Ja toch, Guido? Dat is toch zo?'

'Misschien, misschien,' zei Guido.

'Denk je niet dat het te vroeg is?' vroeg Tom. 'Ik ben nog maar een week met ziekteverlof. Kan ik niet beter nog even wachten voor ik helemaal genezen ben?'

Liddy schudde haar hoofd. 'Dat zei Patrick van Sien en Hercule in het begin ook. Zijn duim was na een week al zo goed als genezen, maar omdat hij hem toch nog af en toe voelde kloppen, bleef hij thuis. Dat heeft Sien me zelf verteld, dus dat kun je navragen. De eerste weken zijn cruciaal, Tom. Als je na een week niet opnieuw aan de slag gaat, dan gaat het van kwaad tot erger, let op mijn woorden...'

'Maar als ik te vroeg aan het werk ga, worden mijn klachten misschien wel erger dan ze nu zijn. En dan zou ik nog verder van huis zijn...'

'Wat zijn je klachten dan precies?' vroeg Liddy.

'Pijn in mijn voorhoofd, en sinds kort ook veel slapen.'

'Dat laatste komt misschien door de Nositol,' mengde Guido zich.

'Dat zou kunnen,' zei Tom. 'Maar feit blijft dat ik zo niet met goed fatsoen aan het werk kan. De mensen zullen vast gaan klagen bij Kukela als ze merken dat ik er met mijn aandacht niet helemaal bij ben, en wat dan?'

'Dat is waar,' zei Guido.

Liddy dacht na, en zei: 'Ik wil alleen maar zeggen dat je, zeker in dit economische klimaat, maar wat blij mag zijn dat je werk hebt, en er dus ook maar beter alles aan kunt doen om dat werk te behouden...'

'Precies,' zei Tom. 'En daarom lijkt het me niet verstandig om morgen al aan het werk te gaan...'

Liddy dacht na, en zei, ogenschijnlijk berustend: 'Goed. Ik wil alleen maar het beste voor je. Dat weet je toch?'

'Ja, ma.' Tom keek op zijn horloge, en zei: 'Ik ga maar weer eens.'

'Nu al?' zei Liddy.

'Ja,' zei Tom. 'Ik kom binnenkort wel weer eens langs.'

'Doe dat,' zei Liddy.

Tom gaf zijn vader een hand en deed zijn jas aan. Hij liep samen met zijn moeder naar de voordeur, en gaf haar een hand en een kus op de linkerwang. 'Dag, ma,' zei hij, en liep naar buiten, de koude voorjaarsavond in. Eenmaal weer thuis las hij Johnny Beenhopper uit. Morgen maar weer eens nieuw leesvoer halen, dacht hij bij zichzelf. Waarom niet Vreemde gebeurtenissen? Dat stond immers in de planning om aanstaande vrijdag in Martha's leesclub besproken te worden. Hij kon op zijn minst het boek eens doorbladeren in de bibliotheek, om te zien of het wat was. Om tien uur ging hij naar bed. Hij bleef echter liggen woelen, omdat hij last had van verschillende gedachten die zich bleven opdringen. Wat als zijn moeder gelijk had? Wat als het inderdaad van kwaad tot erger zou gaan, en hij zijn baan zou verliezen? Wat als hij zijn huur niet meer zou kunnen betalen, en op straat gezet zou worden? Hij kon misschien maar beter wel aan het werk blijven. Maar hoe?



Klik hier voor deel 28!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, December 8, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 26

Hieronder deel 26 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het vervolg van hoofdstuk 8. Lees eerst deel 1 t/m 25, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!




Met de volle boodschappentassen in zijn handen ging Tom op weg naar huis. Het was nu iets bewolkter geworden. Tom zag in de verte een man in een pak gehurkt bij een perk zitten, wroetend tussen de plantjes. Toen Tom hem naderde stond de man op en zei: 'Dag, meneer. Heeft u misschien mijn mobieltje gevonden?'

Tom schudde zijn hoofd.

'Ik ben hem al een tijdje kwijt,' ging de man verder. 'Ik vermoed dat ik hem ben kwijtgeraakt tijdens een worstelpartij met Ron Cartonne. Kent u die?'

'Nee,' zei Tom, en zette de boodschappentassen neer, aangezien hij inschatte dat dit gesprek wel eens lang zou kunnen gaan duren.

'Gisteren hebben we hier in het park geworsteld,' ging de man verder. 'Ron was op bezoek omdat ik twee weken geleden bij hem op visite ben geweest in Kampen. Kent u hem echt niet? Hij is een obese helpdeskmedewerker uit Kampen, die rijdt in een kaneelkleurige Opel Corsa.'

'Doet geen belletje rinkelen,' zei Tom.

'Jammer. Ron is een erg aimabele man. Jammer alleen dat hij zoveel eet. Die man is werkelijk onverzadigbaar. Hij heeft gisteren zowat mijn hele koelkast leeggegeten. Daarom kregen we ook ruzie, en zijn we gaan worstelen in dit veldje...' Hij wees naar het grasveldje rechts van hem. Het was hetzelfde veldje als waar Bert Heilbot had gelegen, toen Tom hem voor het eerst ontmoet had. 'Een populair veldje,' zei Tom dan ook.

'Zeker,' zei de man. 'Ik zal me trouwens even voorstellen: Ellroy Goekel.' Hij stak zijn hand uit.

'Tom Formosa,' zei Tom, en schudde de hand.

'Tom Formosa? Die naam zegt me wel iets. Bent u toevallig grimeur geweest op de set van de tv-serie Augurken in de zon?'

Tom schudde zijn hoofd.

'Een zeer onderhoudende serie. Vooral het camerawerk is erg goed. Verzorgd door Gio Andante, een goede kennis van mij. Zoals die close-ups maakt van groenten, dat doet niemand hem na. Of kijkt u nooit tv?'

'Weinig.'

'U weet niet wat u mist. Gio heeft al vele prijzen gewonnen, waaronder de Gouden Videorecorder, de Herriehaters Aanmoedigingsprijs, en de Flamboyante Cameraman van het Jaar Award. Ja, Gio is erg flamboyant, behalve als hij aan het werk is. Dan is hij bloedserieus. Anders had hij ook niet al die prijzen kunnen winnen, vermoed ik. Maar u heeft dus niet mijn mobieltje gevonden?'

Tom schudde zijn hoofd.

'Wacht eens even...,' zei Ellroy, en kneep nadenkend zijn ogen samen. 'Ik weet misschien al wie u bent. Bent u niet één van die praatjesmakers, die bij mensen langs de deur komt, om een praatje met ze te maken...?'

'Dat klopt,' zei Tom.

'Zie je wel. Eindelijk een gesprek met één van jullie. U kent zeker wel een hoop mensen...?'

'Dat valt mee...'

'Kent u misschien iemand die toevallig een mobieltje van het merk Powerphone gevonden heeft?'

'Nee, die ken ik niet.'

'Kunt u dan misschien vragen of de mensen die u spreekt, wanneer ze een Powerphone-mobieltje gevonden hebben, mij willen bellen?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Daar kan ik niet aan beginnen...'

Ellroy dacht na, en zei: 'Hmmm... Dat gaat natuurlijk ook niet als ik zelf mijn mobieltje nog niet heb. Laat dat vragen dan maar zitten...'

'Prima,' zei Tom, die zin kreeg om door te lopen.

Ellroy stak nadenkend een wijsvinger in de lucht, en vervolgde: 'Tenzij... tenzij ik mijn mobieltje zelf vind. Dan mogen ze me wel bellen. Maar niet 's nachts. Of er moet echt sprake zijn van een noodgeval, of een andere dringende reden. Zeg trouwens maar niet dat ik mijn mobieltje kwijt ben. Dan gaan ze er misschien zelf naar zoeken, om, als ze het gevonden hebben, het voor zichzelf te houden...' Ellroy wreef nadenkend over zijn kin, en vervolgde: 'Weet u wat? Zegt u maar helemaal niets tegen die mensen, behalve wat beroepshalve noodzakelijk is. Zou u dat willen doen?'

'Ik zal kijken,' zei Tom. 'Als je me nu wilt excuseren, ik heb bederfelijke waren bij me...'

'Natuurlijk, natuurlijk. In ieder geval bedankt voor dit gesprek. Ik was er erg aan toe...'

'Dat kan ik me voorstellen. Succes verder met zoeken.'

'Dank u, meneer Formosa.'

Tom schudde meewarig zijn hoofd en liep verder. Uiteindelijk kwam hij aan in zijn huis. Hij borg zijn boodschappen op en ging in zijn fauteuil verder zitten lezen in Johnny Beenhopper.




***



Klik hier voor deel 27!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, December 1, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 25

Hieronder deel 25 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het begin van hoofdstuk 8. Lees eerst deel 1 t/m 24, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



8


Het was de volgende ochtend, een maandagochtend. Tom werd wakker omdat zijn mobiel rinkelde. Hij nam op. Het was zijn moeder. 'Goedemorgen, Tom,' zei ze. 'Ik bel je toch niet wakker?'

'Eerlijk gezegd wel, ma,' zei Tom, en keek naar zijn alarmwekker: half negen.

'Oh. Dan zal ik het kort houden. Ik wilde je alleen maar vragen of je vanavond weer eens langskomt, zo rond een uur of acht.'

'Is goed, ma.'

'Prima! Tot dan.'

'Dag, ma.' Tom hing op en legde zijn mobiel weer op het nachtkastje. Hij keek naar de alarmwekker: één minuut over half negen. Negenentwintig minuten te vroeg naar zijn smaak. Hij draaide zich om en probeerde verder te slapen, maar hij was door het telefoontje teveel over zijn slaap heen. Dus stapte hij maar uit bed, om te douchen, zich aan te kleden, en te ontbijten. Hij nam voor de derde achtereenvolgende dag de voorgeschreven dosis Nositol in. Vervolgens dacht hij bij zichzelf: wat zal ik vandaag eens gaan doen? Werken was nog niet aan de orde, dus hij moest iets anders verzinnen. Tijdens het klaarmaken van zijn ontbijt had hij gezien dat hij bijna geen eten meer in huis had, dus een bezoek aan de Kiko was onvermijdelijk. Hij deed zijn jas aan, stopte de Kiko-boodschappentassen in zijn rugzak, en ging op weg. De zon scheen af en toe tussen de wolken door, wat hem oppepte. Met goede moed arriveerde hij algauw in de Kiko, pakte een mandje, en liep naar de fruitafdeling. Terwijl hij de appels keurde, hoorde hij achter zich een bekende stem zijn naam roepen. Tom draaide zich om en keek in het feeërieke gezicht van Mamzuka Koesjes. 'Mamzuka!' zei Tom. 'Wat doe jij hier?'

'Boodschappen,' zei Mamzuka. Ze zwaaide lichtjes met haar mandje met daarin een zakje slamix. 'Ik hoorde dat je met Bert en Treesje bent wezen stappen?'

'Dat klopt,' zei Tom.

'Heel goed,' zei Mamzuka. 'Zelf kon ik niet: ik moest overleggen met mijn bridgepartner, Violetta Sphynx, over onze tactiek voor morgenavond. Je weet dat ik meedoe aan het Bridgetoernooi van Hellevoetsluis?'

Tom knikte. 'Bert heeft me ingelicht.'

'Welnu, Violetta heeft op internet onderzoek gedaan naar onze komende tegenstanders, Bart en Helena Lenteregen. Volgens haar heeft Bart ooit een jaar in de gevangenis gezeten wegens belastingontduiking.'

'Toe maar,' zei Tom.

'Ja. Dus we zijn best wel zenuwachtig voor morgenavond. Wat als Bart ons iets gaat aandoen, bijvoorbeeld als we winnen? Eigenlijk durven we dan ook niet te winnen. Aan de andere kant kan ik het prijzengeld goed gebruiken, en Violetta ook, dus zal ik een afweging moeten maken. Violetta stelt voor om kogelvrije vesten te gaan dragen onder onze kleren. Maar waar halen we die zo snel vandaan? Weet jij misschien iemand die ons kogelvrije vesten kan leveren?'

Tom schudde zijn hoofd.

'Je bent toch praatjesmaker? Dat vertelde Treesje...'

'Dat klopt,' zei Tom.

'Vind je dat leuk werk?'

'Niet echt.'

'Waarom niet?'

Tom haalde zijn schouders op.

'Mij lijkt het wel leuk werk. Professioneel bridgen levert te weinig op om van te leven. Hebben ze bij jouw bedrijf geen vacatures?'

'Geen idee,' zei Tom.

'Tijdens het bridgen praten we ook wat af, dus ervaring heb ik genoeg. En ik vind praten ook echt leuk. Violetta wat minder, heb ik het idee. Soms is ze een beetje stil tijdens het bridgen. Maar misschien komt dat doordat haar man drie jaar geleden is weggelopen. Niemand weet waarheen. Een kennis van mij, Tabitha, zegt dat ze hem in een casino in Las Vegas heeft gezien, maar dat kan ook een dubbelganger geweest zijn. Laszlo, zoals hij heet, heeft veel dubbelgangers. Niet expres, maar omdat hij een vrij onopvallende man is, met een uitgesproken onopvallend gezicht. Het is een wonder dat Tabitha hem gezien heeft in zo'n grote massa. Maar misschien trok hij toen de aandacht omdat hij aan de winnende hand was. Laszlo is namelijk erg goed in kansspelen.'

'Kun je daar dan goed in zijn?' vroeg Tom met enige verwondering.

'Jazeker. Misschien is hij daarom wel naar Las Vegas gegaan. Om een kapitaal bijeen te vergaren voor het huishouden. Hij en Violetta hadden het niet breed. Maar ja, je kunt nog zo goed zijn in gokken, als je in één keer alles verliest, ben je weer terug bij af. Daarom vind ik bridgen ook zoveel leuker.'

'Daar kan ik me iets bij voorstellen,' zei Tom.

Mamzuka haalde een hand door haar haar, en vroeg: 'Kom je woensdag weer squebbelen?'

'Waarschijnlijk wel,' zei Tom.

'Mooi zo. Dan zie ik je dan wel. Als ik tenminste niet te moe ben van het bridgetoernooi. We spelen de hele nacht door. Het is een soort van uitputtingsslag...'

'Dan wens ik je veel succes...'

'Dank je.'

'Dag, Mamzuka.'

'Dag, Tom.'

Tom ging verder met boodschappen doen, verzamelde alles wat hij nodig had uit de schappen, en rekende af.



Klik hier voor deel 26!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, November 24, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 24

Hieronder deel 24 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het slot van hoofdstuk 7. Lees eerst deel 1 t/m 23, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!




Tom besloot zich met het gesprek te bemoeien, in de hoop dat Clarissa en Jonas snel weer zouden vertrekken, en zei: 'Kunnen jullie als personeel niet voor wat amusement zorgen?'

'Zoals wat?' vroeg Jonas.

'Je zou bijvoorbeeld voor ze kunnen gaan dansen, toneelstukjes opvoeren, of voorlezen uit een goed boek...'

'Alsof ik het niet al druk genoeg heb,' snoof Jonas.

'Waar heb je het dan zo druk mee?' mengde Clarissa zich.

'De hokken schoonmaken, lampen vervangen, stopcontacten vervangen, ga zo maar door...'

'Pauzeren jullie dan nooit?' vroeg Tom.

Jonas fronste zijn voorhoofd, en zei: 'Natuurlijk wel. 's Ochtends en 's middags een kwartier, en tussen de middag een half uur.'

'Nou,' zei Clarissa, 'tijdens die dode momenten kun je dan mooi iets voor die schapen doen...'

'Dode momenten? Hoe kom je erbij? Ik heb het druk genoeg met het opeten van de lunchpakketten die jij voor me klaarmaakt...'

'Ben je dan zo'n trage eter? Daar heb ik nooit iets van gemerkt...'

'Dat komt doordat ik tijdens het eten ook nog praat met mijn collega's,' zei Jonas. 'Dat lijkt me niet meer dan normaal...'

Clarissa wendde zich tot Tom, en vroeg: 'Praat jij veel met je collega's, Tom?'

'Wat is veel?' vroeg Tom.

'Nou,' zei Clarissa, 'voldoende om een band met ze op te bouwen, bijvoorbeeld. Er zijn toch wel collega's waar je een bepaalde band mee hebt?'

'Dat denk ik wel,' zei Tom, al kon hij niet zo snel iemand verzinnen. Eigenlijk kwam hij vrij weinig op kantoor, en als hij aan het werk was in de straten van Zoetermeer kwam hij zelden een collega tegen. Logisch, dat werd zo ingepland door de Afdeling Planning van Talk Talk Talk B.V.

'Ik zou niet kunnen werken met collega's waar ik geen goede band mee heb,' zei Clarissa.

'Alsof jij dat zou kunnen weten,' sneerde Jonas. 'Jij hebt in je hele leven nog geen fatsoenlijke baan gehad...'

'Oh ja? En het verhandelen van antiquiteiten, is dat dan geen fatsoenlijke baan?'

'Als je winst zou maken misschien,' zei Jonas. 'Maar dat doe je niet...'

'Dat komt nog,' zei Clarissa. 'Het is gewoon een kwestie van geluk hebben. Eens zal de dag komen dat ik een echte Rembrandt, Picasso, of Vermeer vind, en dan zullen we nog wel eens zien of ik winst maak of niet...'

'Weet je überhaupt hoe een Rembrandt eruitziet?' vroeg Jonas.

'Natuurlijk. Ik heb laatst nog een poster van De Nachtwacht gekocht, en ingelijst. Heb je die niet zien hangen in de wc?'

Jonas schudde zijn hoofd. 'Denk je dat ik in de wc om me heen ga zitten kijken?'

'Ja,' zei Clarissa. 'Waarom niet?'

'Daar word ik claustrofobisch van.'

'Onzin. Ik hang die schilderijen daar niet voor niets. Het zou mooi zijn als jij ook wat meer verstand zou krijgen van kunst, zodat je weet waar je op moet letten als je weer eens naar de kringloopwinkel gaat...'

'Ik zal me haasten om naar dat bouwval te gaan. De laatste keer dat ik daar kwam, probeerde de verkoopster me een frituurpan aan te smeren.'

'Een frituurpan?' vroeg Clarissa. 'Waar haalt ze het vandaan? Alsof we niet allang eentje in huis hebben. Dat mens wordt met de dag gekker. Laatst vroeg ze aan mij of ik wel voldoende peper en zout in huis had. Ik zei: “Natuurlijk. En zo niet, ga jij me die dan leveren?” Daar had ze niet van terug. Ze nemen tegenwoordig iedereen maar aan die om een baan verlegen zit...'

'In ieder geval in de kringloopwinkel,' zei Jonas. 'Dat is immers vrijwilligerswerk...'

'Ik krijg anders niet de indruk dat ze het vrijwillig doet. Volgens mij wordt ze gedwongen door haar man, zodat hij thuis het rijk voor zich alleen heeft...'

'Om wat te doen?' vroeg Jonas.

'Onder andere de administratie. Daar heeft hij zijn volledige aandacht bij nodig. Hij kan zich maar moeilijk concentreren, en zij ook, heb ik het idee. Ze steken elkaar aan, dat kan haast niet anders...'

'Misschien...,' zei Jonas, en ging voor zich uit zitten staren.

'Het is te hopen dat wij nooit zo worden,' zei Clarissa.

'Dat help ik je hopen,' zei Jonas.

Ze zwegen, en keken naar de schapen.

Tom vond het samenzijn ondertussen lang genoeg duren. Hij keek op zijn horloge, en zei: 'Ik ga maar weer eens...'

'Nu al?' vroeg Clarissa.

Tom knikte. Hij stond op, hees zijn rugzak op zijn rug, groette Clarissa en Jonas, en ging op weg naar huis. Daar bracht hij de rest van de dag door met lezen, nadenken, muziek luisteren, en ijsberen. Hij voelde zich nog niet al te best, maar wel beter dan voorheen. Begon de Nositol dan eindelijk te werken? Hij hoopte het met elke vezel in zijn lijf. Maar het leek hem geen goed idee om morgen weer aan het werk te gaan, want mogelijk zouden de klachten dan even snel terugkeren. Rond een uur of tien ging hij naar bed, en droomde hij over brommende vrieskisten, pratende schapen, ruziënde schutters, en borrelende frituurpannen.



Klik hier voor deel 25!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, November 17, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 23

Hieronder deel 23 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het vervolg van hoofdstuk 7. Lees eerst deel 1 t/m 22, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!




Tom kwam aan in het Westerpark, en zocht zijn favoriete bankje op, bij een schapenweide. Hopelijk vind ik hier de rust die ik nodig heb, dacht hij bij zichzelf. Hij leunde achterover en sloot zijn ogen. De schapen blaatten gezapig. Op een gegeven moment hoorde hij een geblaat dat enigszins uit de toon viel, en ook steeds harder werd. Tot hij ontdekte dat iemand hem riep. 'Tom! Tom Formosa!' Het kwam vanuit oostelijke richting. Tom keek. Op ongeveer vijftien meter afstand zag hij een vrouw die hij afgelopen maandag, vóór hij zich had ziekgemeld, nog had gesproken. Naast haar liep een hem onbekende man, gekleed in een overall, en met een rode zakdoek om zijn nek. Dat zal haar man zijn, dacht Tom. Zal ik opstaan en weglopen? vroeg hij zich af. Nee, daar was het nu te laat voor. 'Goedemorgen, Tom,' zei de vrouw toen ze hem genaderd was, 'hoe gaat het ermee?'

'Goed,' zei Tom. Hij keek haar aan, en zei: 'Hoe heet je ook alweer?'

'Clarissa van der Bindt. En dit is mijn man Jonas van der Bindt. Jonas, dit is Tom Formosa, praatjesmaker.'

Tom schudde hem de hand, en zei: 'Aangenaam.'

'Aangenaam,' zei Jonas.

'Mogen we bij je komen zitten?' vroeg Clarissa.

Tom schoof opzij, zodat Clarissa en Jonas naast hem konden plaatsnemen, wat ze ook deden.

'Wat een weertje, hè?' zei Clarissa.

'Nou en of,' zei Tom.

Ze keken naar de schapen, die vredig in de wei stonden te grazen.

'Wist je dat schapen afstammen van dinosaurussen?' zei Clarissa.

Jonas fronste zijn voorhoofd, en zei: 'Stammen we allemaal niet af van dinosaurussen?'

'Welnéé,' snoof Clarissa. 'Wij stammen af van de apen, en de apen stammen af van de holenmensen.' Ze wreef nadenkend over haar kin, en zei: 'Waar de holenmensen vanaf stammen weet ik eigenlijk niet. Weet jij dat, Tom?'

Tom schudde zijn hoofd.

'Van de dinosaurussen,' hield Jonas vol.

'Welnéé,' protesteerde Clarissa.

'Wel waar!' zei Jonas. 'Hoe verklaar je anders dat wij een reptielenbrein hebben?'

'Ik heb geen reptielenbrein, Jonas,' zei Clarissa.

'Wel waar!' zei Jonas. 'Daarom zit je zo graag in de zon.'

'Ik zit helemáál niet graag in de zon.'

'Waarom zit je dan hier?' vroeg Jonas.

'Om te genieten van de schapen.' Ze bekeek ze, en zei: 'Ik vraag me weleens af wat ze eigenlijk allemaal staan te blaten. Is het een bepaalde taal die ze spreken, of doen ze zomaar wat?'

'Volgens mij doen ze maar wat,' zei Jonas.

'Wat denk jij, Tom?'

Tom zuchtte. 'Dat weet ik echt niet, Clarissa.'

'Denk je daar dan nooit over na?'

'Nee.'

'Dat moet je toch eens doen. Het maakt het leven zoveel interessanter. Ik denk dat die schapen wel degelijk een bepaalde taal spreken. Sterker nog, ik denk dat die schapen ons, als we ze zouden kunnen verstaan, heel veel te vertellen zouden hebben...'

'Yeah right,' zei Jonas. 'Wat dan bijvoorbeeld?'

'Nou, dat wij als mensen eens een keer wat aardiger voor elkaar moeten zijn...'

'Ja, vast,' snoof Jonas. 'Denk je dat ze zelf zulke heilige boontjes zijn...?'

'Dat denk ik wel, ja.'

'Denk dan maar eens anders. Bij ons op de kinderboerderij vallen schapen elkaar regelmatig aan...'

'Daar zullen ze dan wel een goede reden voor hebben...'

Jonas fronste zijn voorhoofd. 'Volgens mij vervelen ze zich te pletter. Zo kijken ze in ieder geval...'

'Logisch,' zei Clarissa. 'Ik zou me ook snel gaan vervelen als ik de hele dag op een kinderboerderij zou moeten vertoeven...'

'Als je genoeg te doen hebt valt het allemaal wel mee,' zei Jonas. 'Maar het enige wat die schapen doen is eten en vechten. Geen wonder dat ze zich vervelen...'



Klik hier voor deel 24!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, November 10, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 22

Hieronder deel 22 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het begin van hoofdstuk 7. Lees eerst deel 1 t/m 21, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



7


De volgende morgen bleef Tom tot half elf in bed liggen. Ook als hij niet met ziekteverlof was geweest, had hij vandaag niet hoeven werken, want het was zondag. Die gedachte kikkerde hem enigszins op. Hij waste zich, kleedde zich aan, ontbeet, nam voor de tweede achtereenvolgende dag de voorgeschreven dosis Nositol in, en poetste zijn tanden. De zon scheen door de ramen van zijn appartement. Als hij nu eens naar het Westerpark ging om van het mooie weer te genieten? Tom vulde een fles met water en stopte die in zijn rugzak, voor als hij in het park dorst zou krijgen. Met de rugzak op zijn rug verliet hij zijn woning, en sloot deze af. Een jas was niet nodig, zo mooi was het weer buiten. Tom hoopte dat hij vandaag geen klanten zou tegenkomen. Dat bleek ijdele hoop, want ter hoogte van de Luchtbuksrode zwaaide een man naar hem, en liep naar hem toe. Toen hij tot bij Tom gekomen was, zei hij: 'Goedemorgen, Tom. Ga je ergens heen?'

'Jazeker,' zei Tom. 'Naar het park.'

'Om wat te doen?'

'Genieten van de mooie natuur.'

'Ach zo. Hou je er wel rekening mee dat het broedseizoen is?'

'Ja,' zei Tom. Hij keek de man aan, en zei: 'Hoe heet je ook alweer?'

'Willy Heupspek. Van het vleesdieet.'

'Ach ja,' zei Tom. Hij begon zich het één en ander te herinneren over een dieet waarbij men veel vlees eet. 'Hoe gaat het daar nu mee?'

'Ik ben drastisch geminderd met vlees, omdat mijn vrieskist stuk is. Als ik hem aanzet, maakt hij een brommend geluid en staat hij te trillen op zijn grondvesten, om vervolgens, na een minuut of zeven, de geest te geven. Ik heb geen zin om hem iedere zeven minuten weer aan te zetten, dus ben ik maar geminderd. Het begon me eerlijk gezegd ook een beetje tegen te staan, al dat vlees. Ik ging er erg van zweten, en werd er agressief van. En hoe gaat het met jou? Nog steeds actief in de praatjesmakerij?'

'Momenteel niet,' zei Tom. 'Ik ben met ziekteverlof.'

'Meen je dat nou? Wat scheelt er dan aan?'

'Pijn in mijn voorhoofd.'

'Heb je misschien teveel bedorven vlees gegeten?'

Tom schudde zijn hoofd.

'Daar moet je altijd voor waken, dat je geen bedorven vlees eet. Weet je wat je krijgt van bedorven vlees? Een slechte adem. En je kan er ook goed ziek van worden. Daarom zou ik graag hebben dat mijn vrieskist zo snel mogelijk weer werkt...' Hij keek Tom aan, en zei: 'Ken jij geen vakman die hem voor een vriendenprijsje kan repareren?'

Tom schudde zijn hoofd.

'Echt niet? Ik kan je een fles champagne uit een goed jaar aanbieden...'

'Nee, echt niet.'

'Jammer. Dan moet ik misschien toch maar eens op internet gaan zoeken. Ik mag alleen van mijn vrouw niet meer alleen het internet op...'

'Waarom niet?'

'Ze vindt dat ik me teveel laat provoceren. Maar dat is niet waar. Meestal zijn het de anderen die beginnen. Ik mag toch zeker wel voor mezelf opkomen als iemand mij vraagt of ik wel goed bij mijn hoofd ben?'

'Dat lijkt me wel,' zei Tom.

'Internet barst van de betweters, Tom, daar heb je geen weet van. Je moet er maar eens op letten hoeveel betweters er tegenwoordig internet hebben. Als ik kon zou ik dat hele internet met kabel en al zó het raam uitgooien, de straat op. Ik ben alleen bang dat andere mensen daar dan misbruik van gaan maken, de kabel naar hun eigen huis gaan doortrekken en gaan internetten op mijn kosten. Daar waarschuwen ze vaak voor op tv...'

'Dat kan ik me voorstellen,' zei Tom.

'Je moet tegenwoordig goed oppassen. Iedereen kan een crimineel zijn. Neem nu het zoontje van onze buurman. Die zegt dat hij al een groot rijbewijs heeft. Maar wanneer zou hij dat gehaald moeten hebben? Ik hou de straat altijd goed in de gaten, en heb nog nooit een leswagen voorbij zien komen. Dat liegen leren ze allemaal op internet, dat weet ik zeker. Je moet maar eens opletten hoe vaak mensen liegen op internet, bijvoorbeeld op datingsites. Zogenaamd voor de veiligheid. Oh ja? Als je veiligheid zo belangrijk vindt, waarom ga je dan met je achterlijke smoel op internet? Er is veel hypocrisie in de wereld, Tom. Soms zou ik wel eens met een roeibootje naar een onbewoond eiland willen roeien, maar ze hebben daar waarschijnlijk geen elektriciteit, en zonder tv en vrieskist zou ik niet kunnen overleven, dus doe ik het maar niet...'

'Dat valt te begrijpen, Willy,' zei Tom. Hij keek op zijn horloge, en zei: 'Ik ga maar weer eens verder, vóór het weer omslaat...'

'Doe dat, Tom. Als je een keer tips nodig hebt over de aanschaf van een goede vrieskist geef je maar een belletje. Ik sta in het telefoonboek...'

'Prima, Willy. Tot ziens.'

'Dag, Tom. Bedankt voor het gesprek.'

'Niets te danken,' zei Tom, en liep verder. Het gesprek had hem bijna weer pijn in zijn voorhoofd bezorgd. Zou de Nositol tijdens de eerste dagen van de kuur de klachten verergeren? Hij besloot er niet langer over na te denken.



Klik hier voor deel 23!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, November 3, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 21

Hieronder deel 21 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het slot van hoofdstuk 6. Lees eerst deel 1 t/m 20, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!




In de graffititunnel bleek Martha nog steeds bezig met haar graffiti. Onder “Lezen is leuk” had ze “Bel Martha: 06-” gespoten. Treesje vroeg: 'Ben je je mobiele nummer op de muur aan het spuiten, Martha?'

Martha knikte.

'Zou je dat wel doen?' vroeg Bert.

'Waarom niet?' vroeg Martha.

'Lezers zijn meestal niet echt van die bellers,' zei Treesje.

'Goed, dan zet ik er ook wel mijn e-mailadres bij,' zei Martha. Ze keek op haar horloge, en zei: 'Zijn jullie al terug van de kroeg?'

Treesje schudde haar hoofd. 'De Gevlochten Mand is gesloten. Dat vertelde Hayden LePomme ons zojuist.'

'Hayden LePomme?' vroeg Martha. 'Ik dacht dat die in Schoonhoven zat?'

Treesje fronste haar voorhoofd. 'In Schoonhoven? Om wat te doen?'

'Een kooi voor zijn hamster ophalen.'

'Welnee. Hij heeft toch al een kooi?'

'Ja,' snoof Martha minachtend, 'die heeft hij van mij geleend. Heeft hij al gezegd wanneer ik die terugkrijg?'

Treesje schudde haar hoofd. 'Ik wist niet eens dat jij een hamsterkooi had, laat staan dat je hem had uitgeleend aan Hayden. Anders had ik het hem wel gevraagd.'

'Ik zit met smart op die kooi te wachten,' zei Martha. 'Ik wil hem gaan gebruiken als grabbelton, tijdens vlooienmarkten.'

'Wat doe jij op vlooienmarkten?' vroeg Treesje.

'Onder andere mensen kijken,' zei Martha. 'Op vlooienmarkten lopen bijzondere mensen rond.'

'Is dat zo?' vroeg Bert.

Martha knikte. 'Ik heb een keer mijn oude skeelers aan een speleoloog verkocht. Hij vertelde dat zijn dochter graag skeelert, maar daar slechts zelden aan toekomt, zodat hij niet alteveel geld voor die skeelers wilde betalen. Uiteindelijk heb ik ze aan hem meegegeven voor vijf euro. En dat is nog maar het topje van de ijsberg qua interessante mensen die je op vlooienmarkten tegenkomt.'

'Waar woont die dochter?' vroeg Bert.

'Dat vertelde hij er niet bij. Maar je mag er verzekerd van zijn dat het in een land is met veel grotten, en weinig asfaltwegen. Misschien Tsjechië?'

'In Tsjechië heb je toch zeker wel asfaltwegen?' vroeg Bert verontwaardigd.

'Ja,' zei Martha, 'maar niet zoveel.'

'In Nederland gelukkig wel,' zei Treesje. 'Eigenlijk zou die dochter hier moeten komen wonen...'

'Dat zei ik ook tegen die man,' zei Martha. 'Maar hij zei: “Mijn dochter is niet voor niets uit Nederland vertrokken.” Meer kreeg ik er niet uit, want hij moest op dat moment snel naar de tandarts. Terwijl het zaterdag was. Ik wist niet dat tandartsen ook op zaterdag werken.'

'Misschien heb je het verkeerd verstaan,' zei Treesje.

'Of hij moest wel naar de tandarts, maar niet voor zijn tanden,' zei Bert.

Treesje trok een wenkbrauw omhoog, en vroeg: 'Waarvoor dan wel?'

'Gewoon,' zei Bert. 'Voor een goed gesprek.'

Treesje snoof minachtend. 'Een goed gesprek? Heb jij tandartsen ooit een goed gesprek horen voeren?'

'Tijdens hun werk niet, nee. Maar in hun vrije tijd, wie zal het zeggen?'

'Dat is waar,' zei Martha. 'Ik ben mijn tandarts een keer tegengekomen in de Kiko, en toen hebben we geloof ik wel een half uur over Tupperware-dozen staan praten. Hij vond Tupperware passé, ik vond van niet.'

'Doe jij je boodschappen bij de Kiko?' vroeg Treesje verbaasd.

Martha knikte.

'Ik vind hun gehakt te zout,' zei Treesje. Ze keek naar Tom, en vroeg: 'Waar doe jij je boodschappen, Tom?'

'Ook in de Kiko,' antwoordde Tom.

'Naar tevredenheid?' vroeg Martha.

'Dat gaat,' zei Tom.

Treesje fronste haar voorhoofd, en vroeg: 'Vind je de gangpaden niet te smal?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Daar heb ik geen last van. Ik gebruik altijd een boodschappenmandje, voor die paar boodschappen die ik te doen heb. Dat is wel zo handig.'

'Een goed idee,' zei Treesje, en staarde voor zich uit.

Op een gegeven moment was het Martha die zei: 'Ik ga maar weer eens verder met mijn graffiti...'

'Doe dat,' zei Treesje. 'En laat me weten wat het je oplevert qua nieuwe aanwinsten voor je leesclub.'

'Dat zal ik doen,' zei Martha.

'Wij gaan nu naar huis,' zei Treesje. 'Een fijne avond verder.'

'Insgelijks,' zei Martha. Ze draaide zich om naar de tunnelwand en zette het spuiten voort.

'Een goed mens,' zei Treesje, terwijl ze verder liepen.

'Nou en of,' zei Bert. 'In al die jaren geen steek veranderd.'

Ze naderden een punt waar ze elk een andere richting op moesten. Tom gaf Bert en Treesje een hand, wenste ze een fijne avond toe, en liep verder naar huis toe. Daar las hij nog wat in Johnny Beenhopper vóór hij naar bed ging. In bed bedacht hij dat de avond enigszins teleurstellend verlopen was, maar dat dat nog geen reden was om voor de komende dagen de moed op te geven. Wie weet zou de Nositol al snel gaan werken.



Klik hier voor deel 22!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, October 27, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 20

Hieronder deel 20 alweer van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het vervolg van hoofdstuk 6. Lees eerst deel 1 t/m 19, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



Een man van achter in de twintig met kort bruin stekeltjeshaar en gekleed in onder andere een poloshirt kwam hun richting uitlopen. Treesje leek hem te kennen, want ze zei: 'Hayden!' Ze wendde zich tot Tom, en zei: 'Hayden LePomme is een goede vriend van mij. We kennen elkaar van de pabo, waar we allebei in de toneelgroep hebben gezeten.'

Hayden kwam aangelopen, en zei: 'Treesje! Wat een geluk dat ik je hier tref. Zijn jullie op weg naar De Gevlochten Mand?'

'Ja,' zei Treesje, 'hoezo?'

'Ik kom daar net vandaan. Het is gesloten wegens omstandigheden. En ik was nog wel van plan om daar te gaan vragen welk merk glazen ze gebruiken, voor een project op school. Dat moet ik aanstaande dinsdag dan maar doen, als ik terugkom van synchroonzwemmen.'

'Weet je zeker dat hij gesloten is?' vroeg Treesje.

Hayden knikte.

Bert wreef over zijn kin, en zei: 'Wat zou er dan aan de hand kunnen zijn?'

Hayden keek om zich heen, om te zien of niemand meeluisterde, en zei: 'Je moet het niet doorvertellen, maar het schijnt dat Frans, de eigenaar, op de vlucht is geslagen voor een bende Oegandezen.'

'Oegandezen?' vroeg Treesje verbaasd. 'Waar komen die in hemelsnaam vandaan?'

'Uit Oeganda,' zei Hayden. 'Je weet dat Frans daar zendeling is geweest?'

Bert en Treesje schudden hun hoofd.

'Welnu, laten we zeggen dat hij geen vrienden heeft gemaakt in die regionen, vooral niet bij de Jukutu's, de stam waar hij onderdak had gekregen. Frans heeft ook nog per ongeluk de dochter van het opperhoofd van de Patati's, een rivaliserende stam, genezen. En nu zijn afgezanten van de Jukutu's naar Nederland gekomen om Frans een kopje kleiner te maken. Ze hebben zich vermomd als inspecteurs van de Voedsel- en Warenautoriteit, maar daar trapt Frans natuurlijk niet in.'

'Wonderlijk,' zei Treesje. 'Dus we kunnen niet naar De Gevlochten Mand?'

'Ik vrees van niet,' zei Hayden.

'Dan gaan we maar weer naar huis,' zei Treesje.

Bert fronste zijn voorhoofd, en zei: 'We kunnen ook naar een andere kroeg gaan...'

Treesje schudde haar hoofd. 'Andere kroegen zijn waardeloos, dat weet je toch?'

'Hoezo dan?' vroeg Tom, die zijn zinnen had gezet op een fris biertje en weinig zin had om weer naar huis te gaan.

'Omdat ze daar soms hardrockmuziek draaien,' legde Treesje uit, 'en van hardrockmuziek word ik altijd melancholisch, opgefokt, en ook een beetje recalcitrant...'

Tom wilde hierop doorgaan, maar Bert schudde zijn hoofd, ten teken dat Tom het onderwerp beter kon laten rusten.

'En hoe gaat het verder met jou, Hayden?' vroeg Treesje nu.

'Goed,' zei Hayden. 'Op school zijn we bezig met een project over glas. Wat is het nut van glas, welke soorten zijn er allemaal, waar komt het vandaan, ga zo maar door. De leerlingen zijn erg enthousiast, al zijn er wel een paar incidenten geweest, waarbij ze zich verwond hebben. En mijn fiets heeft ook regelmatig een lekke band. Maar voor de rest is het een groot succes.'

'Dat kan ik me voorstellen,' zei Treesje. 'Ik heb glas altijd al interessant gevonden...' Ze wendde zich tot Bert, en zei: 'Wist je dat glas van zand gemaakt wordt?'

Bert knikte. 'Zoiets heb ik ooit horen vertellen. Je zou zeggen: zand is er genoeg, dus glas zal wel niet duur zijn. Maar dat valt toch nog knap tegen, vind ik.'

'Dat klopt,' zei Hayden. 'Eén leerling uit mijn klas, Adriaan, zegt dat de glashandelaren onderling prijsafspraken maken, en dat dat verboden is. Hij zou best eens gelijk kunnen hebben. Die jongen weet werkelijk heel veel...'

'Dan haalt hij zeker wel goede cijfers,' zei Bert.

Hayden trok een zuur gezicht. 'Dat zou wel logisch zijn. Maar hij is niet echt gemotiveerd om zijn best te doen. Soms zit hij de hele dag in de klas alleen maar obscene tekeningen te maken. Ik denk dat hij thuis problemen heeft.'

'Met wie dan?' vroeg Treesje bezorgd.

'Vooral met zijn moeder,' antwoordde Hayden. 'Die is vaak de hort op, om als hersenchirurg spoedoperaties uit te voeren op vrachtschepen. Daar wordt ze met de helikopter heen gevlogen.'

Bert stootte Tom aan, en zei: 'Dat is nog eens leven, hè, Tom?'

'Inderdaad,' zei Tom niet al te enthousiast. Hij begon dorst te krijgen, en was liever verder gelopen.

Hayden keek op zijn horloge, en zei: 'Ik moet weer verder, om mijn hamster uit te laten. Een fijne avond nog verder...'

'Insgelijks!' zeiden Bert en Treesje in koor.

Hayden liep verder.

'Een goeie jongen,' zei Treesje, en keek Hayden na.

'Inderdaad,' zei Bert.

'Dus we gaan niet naar de kroeg?' vroeg Tom.

'Nee,' zei Treesje. Ze draaide zich om en liep terug, in de richting van de graffititunnel. 'Misschien is Martha al klaar met haar graffiti,' zei ze, en begon sneller te lopen.

'Dat denk ik niet,' zei Bert, en liep haar achterna.

'Heeft Martha misschien bier bij zich?' vroeg Tom aan Treesje.

'Dat denk ik niet,' zei Treesje. 'Martha drinkt geen alcohol, vanwege een nierziekte.'

Dan drink ik vanavond maar geen pilsje, dacht Tom bij zichzelf. Hij vond het maar niets dat ze niet naar de kroeg gingen, maar wat kon hij doen? Hij had geen zin om in zijn eentje te gaan. Misschien was het maar beter ook dat hij vanavond geen alcohol dronk. Dan kon er tenminste ook geen vervelende wisselwerking met de Nositol optreden. Nochtans merkte Tom weinig van het middel. Hij had af en toe nog steeds last van zijn voorhoofd, zij het minder dan normaal.

 

Klik hier voor deel 21!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, October 20, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 19

Hieronder deel 19 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het begin van hoofdstuk 6. Lees eerst deel 1 t/m 18, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



6


De volgende dag was het zaterdag. Tom nam 's ochtends voor het eerst de voorgeschreven dosis Nositol in, maar merkte er verder weinig van. Hij controleerde zijn e-mails, deed een middagdutje, las in Johnny Beenhopper, dat hij bijna uit had, kookte kip met rijst, en keek wat tv, alvorens op weg te gaan naar het huis van Bert Heilbot. Daar ontmoette hij Bert en Treesje. Mamzuka had op het laatste moment afgebeld, zonder een reden op te geven. Gedrieën gingen ze op weg naar De Gevlochten Mand. Het was een zwoele avond, en het was redelijk druk op straat. Allerlei mensen, gekleed in uitgaanskledij, waren op weg naar het centrum van de stad, om daar te vieren dat het weekend was. Tom was niet echt een uitgaanstype, maar ging toch mee, omdat hij dacht: misschien knap ik er van op. Op een gegeven moment liepen ze door een tunnel waar graffiti's waren toegestaan. Een vrouw van achter in de twintig, met kort bruin haar, was bezig met een spuitbus een boodschap te zetten op de tunnelwand, in grote, rode letters. Af en toe nam ze afstand om het resultaat met glinsterende ogen te bekijken. Treesje leek haar te kennen, want ze zei: 'Dag, Martha.'

Martha staakte haar gespuit, keek naar het naderende trio, en zei: 'Treesje! Bert! Wat leuk jullie te zien!'

Op de muur had Martha de tekst “Lezen is leu” gespoten. Ze keken er allemaal naar. 'Wat ben je aan het spuiten?' vroeg Treesje.

'Lezen is leuk,' antwoordde Martha.

'Waarom?' vroeg Bert.

'Omdat ik een leesclubje begonnen ben. Op deze manier probeer ik daar reclame voor te maken.'

'Ach zo,' zei Treesje.

Martha keek naar Tom, en zei: 'U komt me vaag bekend voor, meneer...'

Tom stak zijn hand uit, en zei: 'Tom Formosa.'

Martha schudde de hand, en zei: 'Ach ja. U bent praatjesmaker, nietwaar...?'

'Dat klopt,' zei Tom.

'U heeft laatst nog een gesprek gevoerd met mijn moeder, over fruitvliegjes, en wat ertegen te doen. Ze was daar zeer over te spreken.'

'Dat doet me plezier,' zei Tom.

Treesje keek naar Martha, en vroeg: 'Wat kun je dan tegen fruitvliegjes doen?'

'Hoezo?' vroeg Martha. 'Heb je er last van?'

Treesje begon te blozen, en zei: 'N-nee, ik vroeg het me gewoon af...'

'Je kunt onder andere een fruitvliegjesval maken,' zei Martha. 'En je moet de boel goed schoonhouden. Ja, toch, Tom?'

'Dat zou heel goed kunnen,' zei Tom. Hij kon zich het gesprek met Martha's moeder niet herinneren, en was dat ook niet van plan.

'Ik heb fruitvliegjes altijd vreemde beestjes gevonden,' zei Bert. 'Ze zijn zo klein, maar toch zijn ze tot heel veel in staat.'

'Is dat zo?' vroeg Treesje.

'Jazeker,' zei Martha. 'Ze kunnen een menselijk lichaam in één dag helemaal opeten.' Ze dacht na, en zei: 'Of waren dat andere vliegen? Je hebt ook zoveel soorten.'

'Ik denk dat je het over normale vliegen hebt,' zei Bert. 'Fruitvliegjes lijken me te klein om een heel mensenlichaam op te eten.'

'Dat hangt ervan af,' zei Martha. 'Onder andere van met hoeveel ze zijn. En ze zijn al snel met miljoenen. Dat is de pest met die rotzakken. Ze fokken als konijnen. Erger nog dan konijnen, zelfs.'

Treesjes gezicht begon te verbleken. Ze sneed snel een ander onderwerp aan, en zei: 'Dus je bent een leesclubje begonnen, Martha?'

'Inderdaad. Ik ben nog aan het nadenken over een naam. Waarschijnlijk wordt het “Martha's leesclubje”.'

'Een naam die de lading dekt,' zei Bert.

'Dank je,' zei Martha.

Treesje wendde zich tot Tom, en vroeg: 'Lees jij eigenlijk veel, Tom?'

'Dat valt redelijk mee,' antwoordde Tom.

'Maar meer dan de gemiddelde Nederlander?' vroeg Treesje.

'Dat denk ik wel,' zei Tom.

'Als je zin hebt mag je bij ons komen aanschuiven,' zei Martha. 'We willen iedere vrijdagavond om acht uur gaan vergaderen, bij mij thuis.' Ze glimlachte hem vriendelijk toe.

Tom had weinig behoefte om deel te nemen aan een leesclubje, maar nu hij met ziekteverlof was en weinig omhanden had, was een extra activiteit in zijn weekschema meer dan welkom. En misschien zou de Nositol het allemaal wel draaglijk maken. Dus zei hij: 'Oké.'

'Prima. We gaan Vreemde gebeurtenissen van George Mapperton bespreken. Ken je dat boek?'

Tom schudde zijn hoofd. Zowel de titel als de schrijver zeiden hem niets.

'Een zeer interessant boek,' ging Martha door, 'handelend over allerlei vreemde gebeurtenissen die in de wereld zijn voorgevallen. Echt een aanrader. Ik zal je mijn kaartje geven...' Ze zocht in haar broekzak, en gaf Tom een visitekaartje met daarop haar naam, adres, telefoonnummer, en e-mailadres. Tom stopte het in zijn eigen broekzak.

Bert keek op zijn horloge, en zei: 'Goed, we gaan maar weer eens verder, vóór de kroegen sluiten. Nog veel succes, Martha.'

'Dank je,' zei ze, en ging verder met haar graffiti.

'Een leuk mens,' zei Bert, terwijl ze verder liepen.

'Inderdaad,' zei Treesje.

Tom, op zijn beurt, vond Martha maar een vreemde vogel. Ze wist wel erg veel over fruitvliegjes. Maar misschien wist ze over alles veel te vertellen. Zo'n type zou ze goed kunnen blijken, als hij haar beter zou leren kennen. Ze liepen ondertussen verder naar het stadscentrum.

 


Klik hier voor deel 20!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, October 13, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 18

Hieronder deel 18 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het slot van hoofdstuk 5. Lees eerst deel 1 t/m 17, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!

 


Algauw bereikte Tom het sober ogende pand. Hij liep naar binnen en trok een nummertje. Er waren maar twee andere klanten. Het duurde dan ook niet lang vóór hij aan de beurt was. Hij gaf het recept aan de medewerkster, een blondine van in de twintig met een glimmende huid en bruine ogen. Toen ze Tom het tasje met de medicijnen gaf, zei ze: 'Eenmaal daags één tablet van vijftig milligram, innemen met wat water...'

'Dank u,' zei Tom, dacht na of hij nog vragen had, en zei: 'Heeft dit middel nog bijwerkingen?'

'Heel weinig, meneer. Een vriendin van mij gebruikt het ook, en die heeft nergens last van.'

'Waarom is ze het gaan gebruiken?' vroeg Tom.

'Omdat ze erg zenuwachtig was. Haar jobcoach had haar aangeraden om aan parachutespringen te gaan doen, om van haar hoogtevrees af te komen, maar iedere keer dat ze wilde gaan, kon het vliegtuig niet opstijgen, vanwege het weer. Daar werd ze erg zenuwachtig van. Dankzij de Nositol raakte ze van haar zenuwachtigheid af, en toen het weer eindelijk meezat sprong ze uit het vliegtuig alsof het niets was. Ze heeft nu totaal geen hoogtevrees meer, en wil binnenkort de Dom van Utrecht gaan beklimmen. Zonder vangnet.'

'Toe maar,' zei Tom.

'Ja, dus Nositol is echt een wondermiddel. Ik weet nog dat ze, vóór ze met Nositol begon, een keer op een ladder was geklommen om een spin weg te halen, en niet meer naar beneden durfde. Dat is nu wel anders. Ik wou dat ik zo'n jobcoach had. Maar nee, dat zit er voor mij niet in, helaas. Ik heb wel een tijdje een spiritueel adviseur gehad, maar die veranderde op een gegeven moment van geloof, zodat ik niet meer met hem kon samenwerken. We schreven voorheen traktaten over het boeddhisme, tot hij van de ene op de andere dag hindoe werd. Hij wilde niets meer met mij te maken hebben. Jammer, want in mijn eentje traktaten schrijven gaat me niet makkelijk af. Kunt u een beetje schrijven?'

'In het verleden schreef ik wel eens verhalen,' zei Tom, 'maar dat doe ik al heel lang niet meer.'

'Waarom niet?'

'Dat weet ik eigenlijk niet,' zei Tom, en wreef nadenkend over zijn kin.

'Ik zal me trouwens voorstellen: Iris Mekkelaar.' Ze stak haar hand uit.

Tom schudde de hand, en zei: 'Tom Formosa.'

'Tom Formosa...,' mijmerde Iris. 'Die naam doet een belletje rinkelen. Bent u misschien griffier geweest in de rechtbank van Almelo-Zuid?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Ik ben nog nooit in Almelo geweest, dus dat lijkt me sterk.'

'Oh. Ik zou toch zweren dat u dat was. Heeft u misschien een broer die Tom heet?'

'Nee.'

'Dan was het misschien iemand anders. Hoe het ook zij, Nositol is een erg veilig middel. En heel veel mensen gebruiken het. U moet er maar eens op letten, binnen uw vrienden- of kennissenkring, wie er allemaal Nositol gebruiken. Het helpt ook tegen zóveel kwalen...'

'Dat zei de arts ook,' zei Tom.

'Dan heeft hij u goed ingelicht. Het werkt onder andere tegen obesitas, overspannenheid, sociale fobie, gewrichtspijnen, koorts, verkoudheid, rillerigheid, ga zo maar door. Misschien ga ik het zelf ook wel gebruiken, want ik ben de laatste tijd vaak verkouden. Ik ga 's avonds, na mijn werk, wel eens hardlopen, en dan krijg ik het regelmatig zo warm dat ik mijn vest uitdoe, waardoor ik naar mijn idee soms kou vat. Mijn vriendin zegt dat ik meer door mijn neus moet ademen, dat houdt volgens haar de ziektekiemen tegen. Maar als ik tijdens het hardlopen door mijn neus adem, houd ik het niet lang vol, ben ik bang.'

'Dat geloof ik graag,' zei Tom. Hij keek op zijn horloge, en zei: 'Goed, dan ga ik maar weer eens...'

'Dat is goed, Tom. Succes met de Nositol, en laat me weten wat je ervan vindt. Ik sta in het telefoonboek.'

'Is goed, Iris. Tot ziens.'

'Dag, Tom.'

Tom maakte zich uit de voeten, deed de medicijnen in zijn rugzak, en ging nog even bij de Kiko, die daar in de buurt was, langs voor boodschappen. Met de volle boodschappentassen in zijn handen ging hij naar huis. Ongeveer halverwege ging zijn mobiel af. Hij zette de boodschappentassen neer op de grond en nam op. Het bleek zijn baas, Gerrit Kukela, te zijn. 'Ik wilde vragen hoe het nu met je gaat,' zei Kukela. 'Ben je al een beetje bijgekomen?'

'Niet echt,' zei Tom. 'Ik heb nog steeds veel pijn...'

'Hè, wat vervelend,' zei Kukela. 'Ben je al naar de dokter geweest?'

'Ja,' zei Tom. 'Hij heeft me Nositol voorgeschreven...'

'Ah, Nositol. Daar hoor ik goede verhalen over. Mijn neefje gebruikt het sinds afgelopen kerst. Hij heeft ADHD. Op school werden ze gek van hem, omdat hij iedereen met zijn vingers in de ogen prikte, op de meest onverwachte momenten. Dat schijnt hij leuk te vinden. Maar dankzij de Nositol is dat een stuk minder geworden. Hopelijk slaat het bij jou ook aan. Verder nog nieuws of bijzonderheden?'

'Niet echt,' zei Tom. 'Hoe gaat het op kantoor?'

'Het is een vrij hectische boel. We hebben de meeste wijken nu bijna helemaal afgewerkt voor dit kwartaal. Iedereen heeft hard gewerkt. We hopen dat je snel weer beter bent.'

'Dank u wel, meneer Kukela.'

'Graag gedaan. Wat doe je zoal op een dag? Lig je veel op bed?'

'Onder andere. Ik kom aan weinig toe.'

'Vervelend. Ziekte is nu eenmaal niet leuk. Maar als het lichaam niet meer wil, dan moeten we daarnaar luisteren. Nochtans missen we je heel erg. Vooral Natasja...' Natasja was Kukela's secretaresse, over wie het gerucht de ronde deed dat ze verliefd was op Tom. 'Ze durft je niet te bellen,' ging Kukela door, 'omdat ze bang is je wakker te maken. We zijn eigenlijk allemaal bang daarvoor. Ik heb je nu toch niet wakker gebeld, hoop ik?'

'Nee, meneer Kukela.'

'Oh, gelukkig. Het laatste wat we willen is je genezingsproces in de weg staan, dat begrijp je wel...'

'Ja...'

'Goed dan. Ik zal je niet langer storen. Veel beterschap, en hopelijk tot snel...'

'Insgelijks, meneer Kukela.' Tom hing op. Gelukkig leek Kukela er niet echt bij hem op aan te dringen om snel weer aan het werk te gaan. Maar eens zou hij toch weer zijn werk op zich moeten nemen, dat kon haast niet anders. Wanneer precies, dat was de vraag. Hij borg zijn mobiel op, en vervolgde zijn weg naar huis.

 


Klik hier voor deel 19!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, October 6, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 17

Hieronder deel 17 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het begin van hoofdstuk 5. Lees eerst deel 1 t/m 16, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!

 

5


De volgende ochtend was het vrijdag. Tom zat in de spreekkamer van dokter Druktrommel, een man van in de vijftig met grijs krulletjeshaar en een hoornen bril op zijn neus. 'Wat kan ik voor u doen?' vroeg hij met een milde tenorstem.

'Wel,' zei Tom, 'maandagmorgen kreeg ik, terwijl ik bezig was met werken, last van pijn in mijn voorhoofd.'

'Pijn in uw voorhoofd?' zei Druktrommel. 'En u kreeg dat terwijl u aan het werk was?'

'Ja, daar is het begonnen.'

'Wat voor werk doet u, als ik vragen mag?'

'Ik ben werkzaam als praatjesmaker bij Talk Talk Talk B.V.'

'Aha,' zei Druktrommel. 'Mijn vrouw heeft laatst nog een gesprek met één van jullie gevoerd, over asperges. Ze was er zeer over te spreken. Asperges zijn haar lievelingsgroente, sinds ze tijdens een fietstocht door de Dordogne een lekke band kreeg en François de Bouillon, een aspergekweker die toevallig in de buurt woonde, haar heeft geholpen om de band te plakken.' Druktrommel keek Tom aan, en vroeg: 'Hoe lang doet u dit werk al?'

'Sinds drie maanden,' zei Tom. 'Maar ik ga eraan kapot.'

Druktrommel trok zijn wenkbrauwen omhoog, en vroeg: 'Waarom, als ik vragen mag?'

'Dat weet ik niet precies,' zei Tom. 'Misschien omdat ik van nature niet echt een prater ben...'

Druktrommel glimlachte, en vroeg: 'Waarom bent u dan dit werk gaan doen?'

Tom had thuis al over die vraag nagedacht, en antwoordde: 'In eerste instantie leek het me wel leuk werk. En je hebt er geen specifieke vooropleiding voor nodig. Je hoeft alleen maar een aantal tests te doen, en als je die weet te doorstaan, nemen ze je aan. Het verdient trouwens ook niet slecht, moet ik zeggen...'

'Maar toch bevalt het u niet?'

'Nee.'

'Tja, werk is nu eenmaal niet altijd leuk. Maar toch, is ander werk zoeken een optie?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Zie in dit klimaat maar eens een andere baan te vinden...'

'Juist,' zei Druktrommel, en keek Tom aan. 'Heeft u erg veel last van uw klachten?'

'Redelijk veel.'

'Heeft u nu ook last?'

'Ja. Vrij veel.'

'Dus u heeft uw klachten niet alleen tijdens uw werk?'

'Nee.'

Druktrommel bekeek Tom, en zei: 'Goed. Ik denk dat ik voldoende weet. Wat ik u ga vertellen zal u denk ik niet bevallen, meneer Formosa, maar ik denk dat u tegen overspannenheid aanzit...'

'Dus toch,' zei Tom.

'Ik zal u een middel voorschrijven...' Druktrommel wendde zich tot de computer die op zijn bureau stond, drukte enkele toetsen op het toetsenbord in, en zei: 'Nositol lijkt me op dit moment het meest geschikte middel voor u...'

'Nositol?' vroeg Tom. 'Wat is dat?'

'Een wondermiddel uit Amerika. Het wordt vooral voorgeschreven bij fysieke of mentale pijn, nervositeit, overspannenheid, depressiviteit, jeuk, en slaapproblemen. Het werkt erg goed, en heeft weinig bijwerkingen...'

'Het is dus niet gevaarlijk?' vroeg Tom.

Druktrommel schudde zijn hoofd. 'Mijn zoon, Alexander-Jan, gebruikt het ook.'

'Naar tevredenheid?'

'Nou en of,' zei Druktrommel. 'Hij is helemaal opgebloeid. Eerst was hij een stille jongen, maar nu praat hij iedereen de oren van het hoofd...'

'Oh,' zei Tom met enige reserve. 'Ik weet niet of het dan wel een geschikt middel is voor mij...'

'Waarom niet?'

'Ik moet er niet manisch van worden...'

'Probeert u het middel gewoon eens uit. Wie weet bevalt het u wel...'

'Laten we het hopen,' zei Tom.

'Ik zal u een basisdosering voorschrijven. Komt u over twee weken nog eens terug, dan bespreken we de voortgang, en kunnen we de dosering eventueel verhogen of verlagen, of op zoek gaan naar een ander middel.'

'Goed, dokter.'

'En probeer zoveel mogelijk leuke dingen te doen. Dingen die je energie geven...'

'Oké.'

Druktrommel schreef een recept uit, gaf het aan Tom, en deed hem uitgeleide uit de spreekkamer. Tom maakte bij de receptioniste een afspraak voor over twee weken, deed zijn jas aan, en ging op weg naar de apotheek. Hij zette er flink de pas in, en was al redelijk ver gevorderd toen zijn mobiel ging. Hij nam op. Het bleek Bert Heilbot te zijn. 'Tom,' zei hij, 'ik wilde vragen of je misschien zin hebt om morgenavond met mij, Treesje en Mamzuka te gaan stappen...'

'Waarheen?'

'Naar De Gevlochten Mand, een kroeg in het centrum van de stad. Daar gaan we ieder weekend heen. We vertrekken vanaf mijn huis, om tien uur.'

'Oké, ik zal er zijn. Hoe gaat het met Mamzuka? Is ze al een beetje bijgekomen van afgelopen woensdagavond?'

'Ja, met haar gaat het goed. Treesje is met haar mee naar huis gegaan, heeft haar in bed gestopt, en heeft haar een verhaaltje verteld over een trampolinespringer die op zoek gaat naar rotte tomaten om naar het huis van de Boze Wolf te gooien. Treesje kan erg goed verhalen vertellen, dat heb je waarschijnlijk al gemerkt. Mamzuka heeft die nacht geslapen als een roos. En je zult nooit raden wat er de volgende dag gebeurde...'

'Wat dan?'

'Mamzuka kreeg een telefoontje van Kinky Bastard, een dwerg en organisator van bridgetoernooien, om te vragen of Mamzuka zin had om mee te doen aan het Bridgetoernooi van Hellevoetsluis, als eregast.'

'Speelt ze bridge?'

'Jazeker,' zei Bert. 'Op professioneel niveau. Maar ze heeft al een paar maanden geen toernooi meer gewonnen, omdat ze problemen heeft met haar gezichtsspieren, die soms vreemde bewegingen maken tijdens het spelen. Hopelijk raakt ze daar snel vanaf...'

'Daar heb ik woensdagavond anders niets van gemerkt,' zei Tom.

'Ze heeft het alleen tijdens het bridgen. En hoe gaat het met jou?'

'Ik kom net van de dokter vandaan,' zei Tom.

'Oh. Toch niets ernstigs, mag ik hopen?'

'Maak je maar geen zorgen,' zei Tom. 'Het komt allemaal vast wel goed...'

'Zo ken ik je weer, Tom,' zei Bert, en voegde er schuchter aan toe: 'Al ken ik je nog niet zo lang. Maar bij wijze van spreken...' Hij kuchte nerveus.

'Dat is goed, Bert. Ik zie je aanstaande zaterdagavond, bij jou thuis, om tien uur.'

'Prima! Tot dan!'

Tom hing op, en vervolgde zijn weg naar de apotheek.

 


Klik hier voor deel 18!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, September 29, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 16

Hieronder deel 16 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het slot van hoofdstuk 4. Lees eerst deel 1 t/m 15, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



Op een gegeven moment hoorde Tom geroep achter zich: 'Tom! Tom Formosa!' Hij draaide zich om, en zag een vrouw van in de veertig met kort blond krulletjeshaar naar hem toe komen lopen. Toen ze hem voldoende genaderd was, zei ze: 'Goedenavond, Tom, hoe gaat het?'

'Goed,' zei Tom. Hij had geen flauw idee wie ze was. 'Hoe is je naam ook alweer?'

'Monique van der Lip,' zei ze, 'ik woon op de Confettirode.'

'Aha,' zei Tom, die zich haar antecedenten voor de geest probeerde te halen, zonder succes.

'Met mij gaat het ook goed. Had ik je al verteld dat ik met Gilles naar de musical Het klappen van de zweep ben geweest?'

'Waarschijnlijk niet,' zei Tom.

'Wát een musical! Wát een ambiance! Ik heb nog nooit zó moeten huilen om een musical. Gilles hield het ook niet droog.'

'Gilles?'

'Mijn verloofde. Had ik dat nog niet verteld? Hij is één meter tachtig, houdt van magnetronmaaltijden, en speelt graag met poppen. Maar hij is helemaal niet kinderachtig, hoor. Hij is namelijk poppenspeler. Ik wil graag met hem samenwonen, maar mijn huisgenote, Julia, is erop tegen. Ze vindt het oneerlijk als Gilles bij mij in zou trekken, omdat ze zelf nog geen vriend heeft, en de aanblik van mij en Gilles zou haar teveel kwellen, zegt ze.'

'Hoe oud is ze dan, als ze geen vriend heeft?' vroeg Tom.

'Tweeënveertig, maar ze ziet eruit als vijfendertig.'

'En toch heeft ze geen vriend?'

'Nee. Ik denk dat ze niet genoeg moeite doet. Ze gaat bijna nooit uit, zit de hele dag maar in haar kamer.'

'Wat doet ze daar?' vroeg Tom.

'Studeren. Wat anders? Ze is gek op studeren.'

'Wat studeert ze dan?'

'Experimentele criminologie. Ze wantrouwt alles wat niet door de beugel kan, op het obsessieve af. Maar ze is een engel, hoor. Ze gaat regelmatig op bezoek bij gedetineerden, om veldonderzoek te doen voor haar scriptie, waar ze volgend jaar aan hoopt te beginnen. Ze heeft nog geen onderwerp, maar haar kennende zal dat niet lang meer duren. Ja, Julia, gij zijt de schoonste onder de vrouwen. Uwe haren zijn als rietstengels in de wind.' Ze schrok, en zei: 'Neem me niet kwalijk. Ik ben voor mijn studie bezig in Futen en andere monsters, een dichtbundel van Guusje Klipdas. Als ik daarin lees, hou ik het zelden droog. En dat terwijl ik in het dagelijks leven verre van gevoelig ben. Hoe zou dat toch komen? Misschien zit er iets in de lucht?'

'Je weet het tegenwoordig niet,' zei Tom.

'En hoe gaat het in de praatjesmakerij?' vroeg Monique nu.

'Ik ben met ziekteverlof,' antwoordde Tom.

'Toch niets ernstigs, mag ik hopen?'

'Ernstig genoeg,' zei Tom.

'Oeioeioei. Het zit ons ook niet mee, hè? Alhoewel, ik heb te horen gekregen van mijn huisarts dat ik waarschijnlijk niet erfelijk belast ben, dus dat is dan weer een meevaller. Is jouw ziekte erfelijk?'

Tom schudde zijn hoofd. 'Mijn ouders lijken er geen last van te hebben...'

'Gelukkig maar,' zei Monique. 'Een heel huis met zieken, dat is niks. Of hebben je ouders misschien andere ziektes?'

'Wie zal het zeggen?' zei Tom. 'Sommige ziektes komen maar moeilijk aan het licht...'

'Dat is een waar woord,' zei Monique. Ze keek om zich heen, en vroeg: 'Waar ga je nu naartoe?'

'Naar huis.'

'Natuurlijk,' zei Monique. 'Je zult wel moe zijn, na zo'n lange dag. De dagen worden steeds maar langer, is je dat ook al opgevallen?'

'Nee, niet echt.'

'Dat komt nog wel,' zei Monique. 'Als het eenmaal zomer is, dan zal het je vast wel gaan opvallen. Wij zijn een keer op zomervakantie geweest naar Lapland. Daar zijn de dagen pas echt lang!'

'Dat geloof ik graag,' zei Tom. Hij keek op zijn horloge, en vroeg: 'Anders nog iets?'

Monique schudde haar hoofd, en zei: 'Nee, dat was het wel weer.' Ze dacht na, en vervolgde: 'Jammer dat je met ziekteverlof bent. Ik had je graag binnenkort weer eens langs mijn deur gehad. Maar het is niet anders. Hopelijk ben je snel weer beter...'

'Dat hoop ik ook, Monique.'

'Veel beterschap, en een fijne avond verder.'

'Insgelijks.'

'Dag.'

'Dag.'

Tom liep verder naar huis toe. Daar aangekomen las hij in zijn fauteuil nog wat in Johnny Beenhopper, alvorens klarigheid te maken om naar bed te gaan. Hij zette zijn wekker, zodat hij de volgende morgen op tijd zou zijn voor het inloopspreekuur van dokter Druktrommel. Met de nodige moeite sliep hij in.

 


Klik hier voor deel 17!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, September 22, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 15

Hieronder deel 15 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het vervolg van hoofdstuk 4. Lees eerst deel 1 t/m 14, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!


 

Tom wilde eigenlijk weer vertrekken, maar kon hij dat maken? Hij was er nog maar net. Dus vroeg hij: 'Verder nog nieuws?'

Liddy dacht even na, en zei: 'Je weet dat papa voor mij een nieuwe strijkplank heeft gekocht?'

Tom knikte.

'Welnu, al tijdens de eerste strijkbeurt kwamen er gaten in de bekleding. En dat terwijl de verkoper had gezegd dat het een strijkplank van goede kwaliteit was, nietwaar, Guido?'

'Dat heeft hij letterlijk zo gezegd,' beaamde Guido. 'Maar weet je wat ik denk? Dat hij gelogen heeft...'

'Het was toch een strijkplank van een Malinees merk?' vroeg Tom.

'Dat klopt,' antwoordde Liddy. 'O'Mally klinkt Iers, maar het is Malinees. Ja toch, Guido?'

Guido dacht na. 'Het kan ook zijn dat de verkoper gezegd heeft dat het Milanees is, bedenk ik nu.'

'Milanees, Malinees, feit blijft dat het een goed merk is,' zei Liddy. 'Maar daar is in eerste instantie niet veel van te merken. Je moet ook goed weten waar je aan begint als je een strijkplank gaat kopen...'

'Ik wilde je verrassen,' verdedigde Guido zich.

'Dat is je dan goed gelukt,' zei Liddy. 'Al na één strijkbeurt vijf gaten in de bekleding. Dat maakt een mens niet iedere dag mee. Ik in ieder geval niet.'

'Misschien duw je te hard met het strijkijzer,' zei Guido.

'Welnee,' zei Liddy. 'Trouwens, zo'n strijkplank moet daar tegen kunnen. Daar zijn ze op gemaakt, als het goed is. Ze worden veelvuldig getest door er van grote hoogte kanonskogels op te laten vallen. Maar zo'n O'Mally blijkbaar niet. Weet je wat ik denk? Dat het stiekem toch een Iers merk is. De Ieren hebben altijd al weinig verstand gehad van huishoudelijke artikelen. Zuipen en vrouwen bezwangeren kunnen ze wel, maar een fatsoenlijke strijkplank in elkaar zetten, ho maar...'

Guido nam een slok van zijn koffie, en zei: 'Ik hou er niet van als verkopers tegen mij liegen...'

'Misschien heb je het verkeerd verstaan,' zei Liddy. 'Ik heb je al zo vaak gezegd om je oren uit te laten spuiten, maar je luistert niet. Denk je dat het leuk is om met zo'n dove kwartel samen te wonen?'

'Ik heb je anders nooit eerder horen klagen daarover,' zei Guido.

'Zie je wel? I rest my case.'

'Laat Kees erbuiten,' zei Guido.

Liddy keek naar Tom, en vroeg: 'Wat moet je nou met zo'n man? Kun je je nu voorstellen dat ik bijna tegen overspannenheid aanzit?'

'Is dat zo?' vroeg Tom.

'Het scheelt niet veel. Soms zie ik sterretjes, vooral als ik de trap oploop.'

'Je moet minder roken,' zei Guido.

'Minder roken? Ik heb al meer dan dertig jaar geen sigaret meer aangeraakt. Hoe kom je er nu bij dat ik rook?'

'Omdat je jas steeds naar tabak ruikt,' zei Guido.

'Naar tabak? Waar haal je het vandaan!' Ze keek naar Tom, en vroeg: 'Ruikt mijn jas naar tabak, Tom?'

'Hoe moet ik dat weten?' vroeg Tom.

'Mijn jas ruikt niet naar tabak,' zei Liddy. 'Ik spuit er weleens parfum op. Waarschijnlijk ruik je dat.'

'Welk parfum ruikt er nu naar tabak?' sneerde Guido. 'En waarom spuit je parfum op je jas, en niet op je andere kleren?'

'Omdat het een duur parfum is,' zei Liddy. 'Vijfenveertig euro voor een flesje van honderd milliliter. Als ik dat op al mijn kleren ga spuiten, zijn we binnen een week failliet.'

'Dat wil ik geloven,' zei Guido.

Het bleef een tijdje stil.

Tom nam een slok van zijn koffie, en zei: 'Hoe gaat het op je werk, pa?' Guido was al meer dan twintig jaar kwaliteitscontroleur bij de Nederlandse Spoorwegen, maar had soms erg te lijden onder de toenemende werkdruk.

'Goed,' zei Guido. 'We hebben een enquête gehouden onder de treinreizigers op het traject Amsterdam-Haarlem, over het nut van de handgrepen aan de zijkanten van de stoelen langs het gangpad in de treincoupés. Een opmerkelijke uitslag kwam uit de bus rollen...'

'Oh ja?' zei Liddy. 'Dat vertel je nu pas...'

'Je hebt er nooit naar gevraagd,' zei Guido.

'Wat was de uitslag dan?' vroeg Tom.

'Dat vijf procent ander vervoer zou kiezen als de handgrepen zouden verdwijnen...'

'Wat is daar zo opmerkelijk aan?' vroeg Liddy.

'Nou, wat is het nut van die handgrepen, als de andere vijfennegentig procent ze niet nodig heeft?'

'Maakt dat wat uit?' vroeg Tom. 'Ze zitten er toch al. Wil je ze dan laten weghalen?'

'Misschien,' zei Guido.

'Waarom?' vroeg Liddy.

'Een man uit Hengelo is een keer met zijn bretel achter een handgreep blijven haken, en is daarbij bijna een oog verloren.'

'Hoe is dat nu toch mogelijk?' vroeg Liddy.

'Weet jij het. Feit blijft dat we die handgrepen beter kunnen weghalen als ze gevaarlijk zijn, helemaal als vijfennegentig procent ze niet nodig heeft. Die andere vijf procent gaat dan maar lopen, fietsen, of met de auto.'

'Dat lijkt mij ook,' zei Liddy. 'Veiligheid gaat voor alles.'

Guido schudde meewarig zijn hoofd, en zei: 'Te bedenken dat die handgrepen jarenlang een gevaar zijn geweest voor onze reizigers, dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Gelukkig slaap ik 's nachts nog redelijk goed, maar man man, wat zou ik graag met pensioen gaan...'

'Zover is het nog niet,' zei Liddy.

'Dat weet ik,' zei Guido. Hij keek naar Tom, en zei: 'Ik zou zó met je willen ruilen, Tom...'

'Hoezo? Wil je ook praatjesmaker worden?'

'Meteen. Ik vraag me alleen af of ze me zouden aannemen. Ik weet niet of ik voldoende gekwalificeerd ben, en mijn leeftijd speelt ook mee...'

'Dat is waar,' zei Tom. Hij keek op zijn horloge, en zei: 'Goed, ik denk dat ik maar weer eens ga...'

'Dat is goed, jongen,' zei Liddy. 'Beloof je dat je morgen naar de dokter zal gaan?'

'Ja, ma.'

'Goed zo.' Samen liepen ze naar de voordeur. Tom gaf haar een hand en een kus op de wang, en maakte zich uit de voeten. Eigenlijk had hij geen zin om naar de dokter te gaan, maar Gerrit Kukela zou waarschijnlijk ook willen weten wat er met hem aan de hand was, dus moest Tom wel. En, zoals gezegd, hij was zelf ook wel benieuwd wat hem mankeerde. Bij zijn ouders had hij weinig tot geen last gehad van zijn klachten, maar wie weet kwam dat nog. Ondertussen liep hij verder.

 


Klik hier voor deel 16!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.

Tuesday, September 15, 2020

'De praatjesmaker' (roman), deel 14

Hieronder deel 14 van de humoristische roman De praatjesmaker. Dit is het begin van hoofdstuk 4. Lees eerst deel 1 t/m 13, als je dat nog niet gedaan hebt. Veel plezier! Laat me weten wat je ervan vindt!



4


Het was donderdagavond, rond een uur of acht. Tom was onderweg naar zijn ouders, Guido en Liddy, met wie hij nu eenmaal had afgesproken. Tom had ze nog steeds niet verteld dat hij met ziekteverlof was, en vroeg zich af of het verstandig was om dat wel te doen. Hij bedacht nogmaals dat ze er waarschijnlijk evengoed achter zouden komen, en dat hij het dus maar beter gewoon kon vertellen. Hij belde aan. Na enig gestommel opende zijn moeder de deur. Ze was een tengere vrouw met halflang geblondeerd haar, en glinsterende oogjes. 'Welkom, Tom!' zei ze, en ging haar zoon voor naar de woonkamer. Daar zat Guido, een man met grijs haar, een buikje en een snor, tv te kijken.

'Zet maar gauw die tv uit,' zei Liddy, 'je zoon is op bezoek.'

'Oké,' zei Guido, en zette de tv uit. Liddy ging naast haar man op de driezitsbank zitten. Tom nam plaats op de tweezitsbank, die er haaks op stond.

'Zo,' zei Liddy, 'hoe gaat het met onze enige zoon?'

'Redelijk,' zei Tom.

'Je ziet er goed uit,' zei Liddy.

'Dank u, moeder.'

'Wil je koffie?'

Tom knikte.

Liddy schonk voor iedereen koffie in, en deelde van een schaal plakjes cake uit. 'En hoe gaat het op je werk?' vroeg ze.

'Ik ben met ziekteverlof,' zei Tom, en nam snel een hap van zijn cake.

Liddy knipperde met haar linkeroog, keek vervolgens naar Guido, en vervolgens weer naar Tom. 'Met ziekteverlof?' vroeg ze met kille stem. 'Waarom?'

'Vanwege stekende pijn in mijn voorhoofd,' antwoordde Tom.

'Hoe komt dat?'

'Dat weet ik niet. Het speelt vooral op als ik onder druk kom te staan...'

'Wat zegt de dokter?'

'Daar ben ik nog niet geweest.'

Liddy fronste haar voorhoofd. 'Waarom niet?'

'Ik wilde eerst afwachten of de klachten vanzelf over zouden gaan,' zei Tom, en nam weer een hap van zijn cake.

'Maar dat zijn ze blijkbaar niet, anders was je wel weer aan het werk gegaan.'

'Dat klopt.'

'Wat vindt je baas, meneer Kukela, ervan?'

'Die heeft me aangeraden om voorlopig even rust te houden...'

'Voor hoelang?' vroeg Liddy.

'Voor zolang als nodig is, hoop ik.'

Liddy roerde met een lepeltje in haar koffie, keek naar Guido, en vervolgens weer naar Tom. 'Dit baart me toch wel zorgen, Tom,' zei ze. 'Straks word je nog ontslagen...'

'Zolang ik ziek ben kunnen ze me niet ontslaan,' zei Tom, en nam een slok van zijn koffie.

'Maar wat doe je dan de hele dag? Je moet toch iets doen?'

'Voornamelijk lezen...'

Liddy begon te friemelen met haar handen, keek naar Guido, en zei: 'Wat vind jij ervan, Guido?'

Guido nam een tweede plakje cake van de schaal, en zei: 'Ach, het waait vast wel weer over...'

'Maar wat als het niet overwaait?' vroeg Liddy. Ze keek Tom aan, en zei: 'Het lijkt me toch echt beter als je zo snel mogelijk naar de dokter gaat. Misschien heb je wel iets ernstigs onder de leden...'

'Welnee,' zei Guido, 'die jongen is gewoon moe. Zie je dat niet?'

'Niet echt, nee,' zei Liddy.

'Dat is dan omdat hij heeft uitgerust,' zei Guido, en nam weer een hap van zijn cake.

Liddy wendde zich tot Tom, en zei: 'Toch lijkt het me beter als je naar de dokter gaat, en wel zo snel mogelijk. Henk van Greet en Henk is ook heel lang met vage klachten blijven rondlopen, en die had uiteindelijk kanker...'

Tom fronste zijn voorhoofd, en zei: 'Ik heb geen kanker, ma.'

'Hoe kun je daar zo zeker van zijn? Het lijkt me beter als je wel gaat. Misschien kan de dokter je iets voorschrijven, zodat je weer aan de slag kunt. Hele dagen niets doen, dat is niets voor zo'n gezonde knul als jij. Vóór je het weet wen je eraan, en eindig je net als Patrick, de zoon van Sien en Hercule. Die kreeg een keer een sinaasappelkist op zijn duim, heeft zich ziek gemeld, en ligt nu hele dagen op bed. Terwijl die duim allang genezen is. Ik heb horen zeggen dat zijn baas van hem af wil. Je wilt je baan toch niet verliezen, Tom?'

'Nee,' zei Tom naar waarheid.

'Nou dan. En je wilt zelf toch ook wel weten wat er met je aan de hand is?'

Tom dacht na. Wilde hij dat weten? Ja, toch wel een beetje. Dus zei hij: 'Goed ma, dan ga ik morgen wel naar de dokter. Ben je nu tevreden?'

'Ja, mijn zoon. Ik zou niet willen dat je onnodig pijn lijdt. Daar is niemand bij gebaat...'

'Nee,' zei Tom, en nam een slok van zijn koffie.

 


Klik hier voor deel 15!




(c) Copyright Tom Betoek 2014-heden. All rights reserved.

Iedere overeenkomst met bestaande personen, instanties of producten berust op toeval.