Saturday, December 24, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 45

Hieronder deel 45 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 15. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 44 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


15

Ivo belde aan bij zijn ouders. Hetty Penner opende de deur en zei: “Kom binnen, Ivo.”
Ivo volgde zijn moeder naar de woonkamer. Daar zat zijn vader aan de eettafel de krant te lezen. “Dag, Ivo,” zei hij.
“Dag, vader,” zei Ivo. Hij ging schuin tegenover hem aan de eettafel zitten.
“Wat wil je drinken?” vroeg Hetty aan haar zoon.
“Koffie,” zei Ivo.
“En een moorkop? Ik heb moorkoppen gekocht bij Bakkerij Moggelkop. Die zitten aan de Bakoestraat, en zijn de beste in de regio.”
“Doe maar,” zei Ivo.
“Vader ook nog koffie?”
“Ja,” zei Abraham.
Hetty liep naar de keuken en kwam even later terug met een dienblad met drie kopjes koffie en een gebaksschoteltje met een moorkop erop, die ze op tafel zette. Vervolgens liep ze weer naar de keuken en kwam terug met een wok in haar handen, die ze ook op tafel zette. “Eet eerst je gebak maar op,” zei ze tegen Ivo.
Ivo sneed met zijn vorkje een stuk van de moorkop af en werkte dat naar binnen.
“Heb je nog wat bijzonders meegemaakt?” vroeg Hetty.
“Teveel om op te noemen,” zei Ivo.
“Wij ook. Ciska van Opperland is gisteravond langs geweest om foto's te laten zien van haar reis met een luchtballon. Ze was er zeer over te spreken. Je vader en ik gaan binnenkort ook, hè, vader?”
“Ik heb gezegd dat ik erover zou nadenken,” zei Abraham.
“Ik verheug me er zo op,” zei Hetty. “Ik heb de wereld altijd al eens van boven willen zien. Ik weet wel dat dat met een vliegtuig ook kan, maar dat is toch net even anders. Ciska zei dat het idee dat je uit zo'n luchtballon kunt vallen een extra dimensie geeft aan het geheel. En ze heeft gelijk.”
Ivo nam een slok van zijn koffie, en een hap van zijn moorkop.
“Smaakt het?” vroeg Hetty.
“Prima,” zei Ivo. Hij veegde zijn mond af met zijn linkerhand en nam weer een slok van zijn koffie. Rustig at hij de moorkop helemaal op, terwijl zijn moeder toekeek.
“Dan gaan we nu over tot het beoordelen van de wok,” zei Hetty. Ze wilde de wok overhandigen aan Ivo, maar Abraham vroeg: “Hoe bedoel je, 'Dan gaan we nu over tot het beoordelen van de wok'?”
“Lees jij nu maar je krant,” zei Hetty, en reikte Ivo nog steeds de wok aan.
Ivo bekeek de wok, en zei: “Ik vind het belangrijker wat je zelf vindt, moeder.”
Hetty zette de wok weer op tafel neer, en zei: “Ik vind de wok niet te zwaar. Maar je vader wel.”
Abraham verslikte zich in zijn koffie, en riep: “Hoe kom je daar nu bij? Ik vind dat ding helemaal niet te zwaar!”
“Gisteren zei je nog van wel!”
Abraham schudde zijn hoofd. “Ik zei alleen maar dat ik me kan voorstellen dat hij voor sommige vrouwen te zwaar is. En voor sommige mannen ongetwijfeld ook. Maar niet voor mij.”
“Waarom wilde je er maandag dan niet mee koken?” vroeg Hetty.
“Omdat ik toen last had van mijn pols,” zei Abraham.
“Maar nu dus niet meer?” vroeg Hetty.
“Jawel,” zei Abraham, en keek naar zijn pols. “Een beetje.”
“Zou je dan niet eens naar de dokter gaan?”
“Welnee. Het gaat vanzelf wel over.”
“Dat zeg je altijd als je iets mankeert,” klaagde Hetty. “Hoe lang heeft het wel niet geduurd voor je je nieuwe bril ging halen? En die vergeetachtigheid, heb je daar al naar laten kijken?”
“Ik ben niet vergeetachtig!” riep Abraham.
“Dat denk je alleen maar omdat je het steeds vergeet!” riep Hetty.
Het bleef een tijdje stil.
Ivo kuchte, en zei: “Misschien zijn jullie allebei wel vergeetachtig. Jullie worden ook een dagje ouder.”
“Misschien wel,” zei Hetty. Ze keek op haar horloge, en zei: “Laten we een spelletje doen.”
“Met dit weer?” vroeg Ivo. “We kunnen beter in de tuin gaan zitten.”
“Ook goed,” zei Hetty.
Met z'n drieën gingen ze in de tuin zitten, waar ze nog wat praatten. Om vier uur vertrok Ivo.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Tuesday, December 13, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 44

Hieronder deel 44 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 14. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 43 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Thuisgekomen tapte Ivo een glas water, dronk het op, smeerde twee boterhammen met kaas en at ze op aan de eettafel. Met een glas melk erbij om het weg te spoelen. Zijn huistelefoon ging. Misschien was het zijn moeder, om zijn bezoek van vanmiddag af te bellen. Hij nam op, en zei: “Met Ivo Penner.”
“Goedemorgen, met Peggy Zienderogen, van kledingwinkel Haagens.”
“Dag, Peggy.”
“Dag, Ivo. Ik dacht, ik bel maar even, want we hebben nu een hele mooie aanbieding voor klantenkaarthouders. En wel de volgende: bij aankoop van twee T-shirts ontvang je de tweede voor de helft van de prijs. Wat vind je daarvan?”
“Handig voor mensen die T-shirts nodig hebben.”
“Dat dacht ik ook. Maar daar hoor jij niet bij?”
“Niet echt, nee.”
“Jammer. Ik had je graag weer eens in onze winkel gezien. Hoe gaat het verder met je? Heb je veel plezier van je broeken?”
“Zoveel als maar mogelijk is.”
“Mooi zo. Een broek moet goed zitten, anders kun je hem maar beter ruilen voor een broek die wél goed zit.”
“Zo is dat.”
“We doen er helemaal niet moeilijk over als mensen hun broek willen omruilen. Dat je dat maar even weet.”
“Ik zal er rekening mee houden, Peggy.”
“We hebben ook erg mooie riemen in de aanbieding. Is dat nog iets voor jou?”
“Niet echt.”
“Zeker weten? Het zijn hele mooie riemen. Sommige komen uit Italië. Ben je daar wel eens geweest?”
“Ja.”
“Ik ook. Dat was tijdens een schoolreisje naar Rome. We hebben daar prachtige dingen gezien, uit de tijd van de Romeinen. Ik zou best in die tijd geleefd willen hebben. Jij ook?”
“Nee, niet echt.”
“In welke tijd dan wel?”
“In het heden.”
“Misschien heb je gelijk. In de tijd van de Romeinen was er ook veel ellende. In het heden weet je tenminste waar je aan toe bent.”
“Dat klopt.”
“Heb je al plannen voor het weekend?”
“Nee.”
“Ik ook niet. Misschien kunnen we dan samen iets gaan doen?”
“Ik weet niet of dat zo'n goed idee is, Peggy.”
“Waarom niet? We kunnen toch goed met elkaar overweg?”
“Wat versta je onder goed?”
“Laat ik het zo zeggen: wat houdt je tegen om met mij iets leuks te gaan doen dit weekend?”
“Nou, om maar iets te noemen: hoe kom je aan mijn telefoonnummer?”
“Dat heb je me zelf gegeven.”
“Wanneer?”
“De eerste keer dat we elkaar ontmoetten.”
“Bedoel je in de winkel? Maar Peggy, als ik mijn telefoonnummer op een inschrijfformulier voor een klantenkaart zet betekent dat niet dat ik jou persoonlijk mijn nummer geef.”
“Oh. Dan heb ik dat verkeerd begrepen, of ingeschat. Dus je wilt niet met me uit?”
“Ik heb het erg druk, Peggy.”
“Maar we zouden het erg leuk kunnen hebben samen.”
“Dat zeg jij.”
“Goed, dan zoek ik wel iemand anders. Rotzak.” Ze hing op.
Ivo legde de telefoon neer, en dacht bij zichzelf: met dit weer kan ik beter een korte broek aantrekken. Hij liep naar zijn slaapkamer, waar de kledingkast stond, haalde er een korte broek uit, en trok die aan. Hij keek op zijn horloge: tijd om naar zijn ouders te gaan.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Saturday, December 3, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 43

Hieronder deel 43 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 42 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Nadat Ivo alles had ingepakt repte hij zich naar huis toe. Nu maar hopen dat niemand hem zou aanspreken, al achtte Ivo die kans klein. Op deze route, van de Super Duper naar huis toe, werd hij nu eenmaal vaak aangesproken. Als er één plaats was waar hij er het minst op zat te wachten, dan was het wel op deze route. Hij wilde immers zo snel mogelijk zijn bederfelijke aankopen in de koelkast leggen. Het verbaasde hem dan ook niet dat er op een gegeven moment van links een man van in de dertig met een leren jas op hem afliep en vroeg: “Wat vindt u van mijn hanenkam?”
Ivo bekeek de rood geverfde hanenkam op het hoofd van de jongeman, en zei: “Je kunt zeker geen helm dragen met zo'n kapsel?”
“Nee, dat gaat niet, helaas. Maar mijn grote idool Jimmy Hecklebat draagt ook een hanenkam, dus doe ik dat ook. Ik doe hem in alles na.”
“En, bevalt het?”
“Nee, in het geheel niet. Er zijn veel mensen die er vervelende opmerkingen over maken. Ik kan daar niet goed tegen. Daarom heb ik Jimmy een brief geschreven met de vraag of hij zijn haar kort wil laten knippen, zodat ik dat ook kan doen. Een ander idool zoeken wil ik niet. Jimmy is de beste punkrocker die er is. Ik hak nog liever een been af dan hem te verloochenen. Hij heeft zoveel voor mij betekent. Zijn nummer 'Keep On Kicking' heeft me door heel veel moeilijke perioden heen geloodst. Het is net alsof hij dat nummer speciaal voor mij geschreven heeft. Het gaat over een man die overal tegenaan schopt, en op zekere dag zijn voet blesseert. Ondanks dat blijft hij doorgaan. Dat heeft me erg geïnspireerd. Ik schop ook overal tegenaan. Kleine steentjes, blikjes, bierflesdopjes – bijna alles wat ik op straat tegenkom. Ik heb ook een keer mijn voet geblesseerd, maar ben toen gewoon doorgegaan met schoppen. Nooit opgeven. Nooit. Daarom ben ik nu ook wereldkampioen rugbybal schieten.”
“Zo zo.”
“Ja ja. Ik heb het ver geschopt.”
“Nou en of.”
“Tweehonderdvijfendertig meter. Doe mij dat maar eens na.”
“Liever niet,” zei Ivo.
“Doet u aan sport?”
“Ik wandel veel.”
“Heeft u wel eens een blessure gehad?”
“Jazeker.”
“Het is haast onvermijdelijk. Daarom is schoppen niet het enige wat ik doe. Nee, ik verkoop ook platenlabels.”
“Platenlabels? Dat is niet mis.”
“Zeker weten. Ik verkoop ze bedrukt of onbedrukt. Er zitten vier labels op één vel, die je kunt bedrukken met je eigen tekst of plaatje. Daarna haal je ze los en plak je ze op de plaat naar keuze. Veel mensen zijn er over te spreken. Als u wilt kan ik u hun nummer geven.”
“Dat zal niet nodig zijn,” zei Ivo, en keek op zijn horloge. “Ik ga maar weer eens verder. Ik heb bederfelijke waren bij me.”
“Oei. Toch geen explosieven?”
“Nee. Bederfelijke waren. Vlees, melk, groenten, dat soort dingen.”
“Dan is het goed. Mijn naam is trouwens Ruben Knijpdruif. Ik sta in het telefoonboek, en ben te vinden op internet.”
“Prima,” zei Ivo, en liep verder. Hij bekeek de lucht, die volkomen wolkenloos was.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Tuesday, November 22, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 42

Hieronder deel 42 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 14. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 41 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


14

Het was woensdag. Ivo liep de Super Duper binnen, pakte een mandje, en begon aan zijn gebruikelijke route door de winkel. Bij de groenteafdeling zag hij Gonnie van Laster, die weer bezig was met vakken vullen. Ze kreeg hem in de gaten, liep naar hem toe, en zei: “Hoi, Ivo.”
“Dag, Gonnie,” zei Ivo.
“Ivo, ik moet je mijn excuses aanbieden voor vorige keer. Sorry dat ik het toen zo liet afweten.”
“Ach,” zei Ivo, “dat geeft niets. Het kan de beste overkomen.”
“Ik ben blij dat je het zo sportief opvat. Ik ken zat mensen die het niet sportief opvatten. Die niet eens meer met mij willen praten. Jij gelukkig wel. Hoe gaat het met jou?”
“Naar omstandigheden redelijk,” zei Ivo.
“Welke omstandigheden?” vroeg Gonnie.
“Dat zou te ver voeren.”
“Problemen zijn niet makkelijk. Mijn zwager heeft als kind honger geleden in Afrika. De rebellen deelden op een gegeven moment croissantjes uit aan de bevolking, die ze dankbaar accepteerde. Maar er zat Spaanse vlieg in die croissantjes. Sindsdien is Omaku, zoals hij heet, een nogal hitsig geval. Hij en mijn zus hebben al zes kinderen, en de zevende is op komst. Dat valt ook niet mee.”
“Dan hebben wij het eigenlijk nog makkelijk,” zei Ivo. “We hebben een dak boven ons hoofd, hebben genoeg te eten, ga zo maar door. Alles komt goed.”
“Dat denk ik ook. Als je maar blijft volhouden. Dat doe ik ook. Ondanks mijn periodieke aanvallen blijf ik doorgaan met vakken vullen. Ik zal wel moeten, anders word ik ontslagen. Misschien moet jij ook zo'n stok achter de deur hebben. Voor je boeken.”
“Misschien,” zei Ivo.
“Ik ben nog altijd blij dat ik niet meer op school zit. Jij ook?”
“Eerder opgelucht dan blij. Niet omdat ik een hekel heb aan leren. Integendeel, ik leer graag.”
“Ik ook. Zo ben ik bijvoorbeeld van plan om weer dwarsfluit te gaan spelen. Dit keer op een echte dwarsfluit, in plaats van op mijn tandenborstel. Maar mijn vader is erop tegen. Hij kan niet tegen de herrie.”
“Je zou toch op jezelf gaan wonen?”
“Dat klopt.” Ze trok een wenkbrauw omhoog, en zei: “Hoe weet je dat? Had ik dat al verteld?”
“Ja.”
“Oh. Dan kunnen we beter een ander onderwerp aansnijden.”
Ivo keek op zijn horloge. “Of ik ga gewoon verder met boodschappen doen.”
“Nu al? Het lijkt me beter als je nog even blijft. Wist je dat frisbeeën levensgevaarlijk kan zijn?”
“Dat zal best.”
“Ik heb een keer gefrisbeed met mijn neefje in de achtertuin. Ik gooide de frisbee met ferme kracht in zijn richting, maar de wind kwam eronder. Hij belandde in de brandnetels. Mijn neefje raakte een brandnetel aan toen hij de frisbee wilde pakken, en werd onwel. Achteraf bleek hij allergisch voor brandnetels. Je maakt wat mee.”
“Nou en of,” zei Ivo. Hij keek nogmaals op zijn horloge. “Ik moet nu echt verder, want vanmiddag moet ik naar mijn ouders.”
“Wat leuk. Doe hen de groeten.”
“Dat zal ik doen. Dag, Gonnie.”
“Dag, Ivo.”
Ivo vervolgde zijn weg door de supermarkt en rekende af bij de kassa.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Saturday, November 12, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 41

Hieronder deel 41 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 13. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 40 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Buiten scheen de zon volop. Tijd om naar het Wilhelminapark te gaan, dacht Ivo bij zichzelf. Hij liep erheen en ging zitten op het bankje waar hij meestal zat. Hij keek een beetje om zich heen en genoot van de zon. Op een gegeven moment sloot hij zijn ogen. Na verloop van tijd merkte hij dat er iemand vóór hem stond. Het was Leeroy Zwaanswijk. “Goeiedag, Ivo,” zei hij.
“Goeiedag, Leeroy,” zei Ivo. “Wat een toeval dat ik jou hier weer tref.”
“Helemáál toeval is het niet,” zei Leeroy. “Ik zag je zitten vanaf mijn balkon, en dacht: misschien vindt hij het wel leuk als ik erbij kom zitten.”
“Doe maar,” zei Ivo.
Leeroy ging zitten.
“Dus je was thuis,” zei Ivo. “Moet je niet werken vandaag?”
“Ik heb vakantie. Morgen vertrek ik naar Timboektoe, samen met mijn vrouw.”
“Ach ja,” zei Ivo, “dat had je verteld. Hoe gaat het met je vrouw?”
“Goed,” zei Leeroy. “Ze heeft erg veel zin in de vakantie. Ze is nog nooit naar Timboektoe geweest. Ik ook niet.”
“Eens moet de eerste keer zijn, natuurlijk.”
“Ja,” zei Leeroy.
Ze zwegen.
Op een gegeven moment zei Leeroy: “Mijn vrouw heeft liever niet dat ik teveel in dit park zit. Ze denkt dat ik daar lui van word. Gelukkig werkt ze vandaag, dus kan ik hier in alle rust zitten.”
Ivo haalde een fles water uit zijn rugtas, opende deze, en nam een slok. “Op het goede leven,” zei hij.
“En op mijn vakantie,” zei Leeroy.
“En op jouw vakantie,” zei Ivo, en nam nog een slok.
Ze bleven nog een tijdje zo zitten. Na ongeveer een kwartier nam Ivo afscheid van Leeroy, en ging hij op weg naar huis. Deze dag had hem nog geen goed idee opgeleverd voor een roman, maar misschien kwam dat nog. Hij liep via de hem bekende weg, toen opeens zijn mobiel ging. Wie zou dat nu weer zijn? Het display meldde dat het zijn moeder was. “Ivo,” zei ze, “kom je morgen op bezoek? Ik heb een nieuwe wok gekocht, maar je vader vindt hem te zwaar. Ik ben benieuwd of jij dat ook vindt.”
“Morgenmiddag kan ik wel even langskomen.”
“Graag. Zie ik je dan.”
“Dag, ma.” Hij hing op. Thuis ging hij achter zijn laptop zitten. Hij startte zijn tekstverwerker, keek een tijdje naar het witte scherm, noteerde enkele zinnen, wiste ze, en zette de laptop weer uit. De rest van de dag deed hij van alles en nog wat, voor hij uiteindelijk naar bed ging om in een diepe slaap te vallen.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Tuesday, November 1, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 40

Hieronder deel 40 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 39 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Toen Ivo de kringloopwinkel binnenliep rinkelde een belletje. Een vrouw van in de vijftig met grijs krulletjeshaar, gekleed in een donkerpaars gehaakt truitje en een oranje broek van velours, kwam vanuit het achtergedeelte van het pand aanlopen, en zei: “Goedemorgen, waar kan ik u mee helpen?”
“Ik ben op zoek naar boeken van Rien van Dettelknep.”
“Eens even kijken,” zei de vrouw, en liep, gevolgd door Ivo, naar een kast met boeken. Ze speurde alle rijen af. “Helaas,” zei ze, “Rien van Dettelknep hebben we niet. Maar misschien kan ik u interesseren in Dora Vlo? Ze schrijft literaire en historische thrillers.”
Ivo trok een vies gezicht, en zei: “Ik hou niet zo van thrillers. Ik hou niet van het paranoïde wereldbeeld dat erin geschetst wordt.”
“Ik begrijp wat u bedoelt. Maar de thrillers van Dora zijn gebaseerd op de realiteit. Daarom is het goed om ze te lezen, zodat je in het dagelijks leven niet voor verrassingen komt te staan. Zo heb ik er laatst nog één gelezen waarin een onderzeeër op tilt slaat en in het wilde weg cruiseschepen torpedeert. Ik heb twee maanden geleden toevallig een cruise geboekt, dus die wilde ik annuleren, want stel je voor dat zoiets weer gebeurt. Maar het reisbureau wil me mijn geld niet teruggeven, omdat ik geen annuleringsverzekering heb afgesloten. Ik vroeg of er dan geen sprake was van overmacht. Nee, dat was er niet. Twaalfhonderd euro weg. Ik kan wel lachen van verdriet.”
“Lachen?” vroeg Ivo.
“Ja. Mijn emoties en lichaamstaal gaan altijd door elkaar lopen als ik onder veel stress sta. Het is begonnen toen ik mijn dochter eens zag optreden tijdens een talentenshow.”
“Ik kom de laatste tijd veel mensen tegen die last hebben van stress,” zei Ivo.
“Het is een teken des tijds,” zei de vrouw. Ze stak haar hand uit, en zei: “Ik zal me even voorstellen. Ursula Snif.”
“Ivo Penner,” zei Ivo, en schudde de hand.
“Ja, veel mensen hebben last van stress,” ging Ursula verder. “Ik heb zelf ook een stapje terug moeten doen. Ik werkte voorheen bij Defensie als typiste, maar toen ik las dat vrouwen in de overgang meer moeite hebben om computers te bedienen ben ik daarmee gestopt, vóórdat ik per ongeluk kernraketten lanceer of geheime informatie openbaar maak. Dat kunnen we natuurlijk niet hebben, na zoveel jaren van vrede in ons land. De mensen zouden niet meer weten hoe ze moeten overleven in een oorlogssituatie. Zelf weet ik dat wel, maar ik deel die kennis liever niet teveel met anderen. Ik krijg namelijk snel een schorre stem. Niets helpt ertegen, behalve minder praten. Daarom ben ik me gaan toeleggen op het maken van zandsculpturen. Ik word gesponsord door een Indiaanse firma die kunstmest verhandelt. In mijn...” Ursula kuchte, en vervolgde: “In mijn vrije tijd sta ik hier in de kringloopwinkel. Ik...” Ursula kuchte nogmaals, en zei: “Excuseer, ik denk dat ik verkouden begin te worden. Ik heb gisteren tot in de kleine uurtjes in een luchtig truitje in de tuin gezeten. Ik kan daar blijkbaar niet goed tegen. Ik ging helemaal op in een goed gesprek met mijn zoon. We hebben ook zo veel meegemaakt. Leeft úw moeder nog steeds?”
“Jazeker,” zei Ivo.
“Goed zo. Koester haar. Het kan allemaal zomaar voorbij zijn, bijvoorbeeld doordat ze op een mijn stapt, of doordat een verdwaalde granaat in haar bed valt, terwijl ze ligt te slapen. Zulke dingen gebeuren vaak genoeg. Ik...” Ze kuchte weer, en nog eens, en zei: “Mijn keel begint nu wel heel erg op te spelen. Vindt u het goed als ik even naar achteren loop voor een glaasje water?”
“Doe maar,” zei Ivo.
Ursula liep naar het achtergedeelte van het pand.
Ivo bekeek de boekenkast. Hij haalde er een boek uit, en las de achterflap.
Ursula liep ondertussen nog steeds te hoesten en te proesten, wat helemaal tot in de winkel te horen was.
Straks steekt ze me nog aan, dacht Ivo. Hij zette snel het boek terug en verliet de winkel. Zo'n schorre duikelaar was hij liever kwijt dan rijk.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Saturday, October 22, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 39

Hieronder deel 39 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 13. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 38 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


13

Het was dinsdag. Ivo liep met zijn rugzak op zijn rug over de stoep naar het dorpscentrum van de stad waar hij al zo lang woonde. Hij zou eerst een bezoekje brengen aan de kringloopwinkel, en dan naar het Wilhelminapark gaan, om daar even te gaan zitten en van het mooie weer te genieten. Maar zover was het nog niet. Een man van in de dertig, gekleed in een kostuum met schoudertas en een zonnebril op, reed voorbij op zijn sportfiets, keek achterom naar Ivo, en kreeg een blik van herkenning op zijn gezicht. Hij vroeg, toen Ivo hem genaderd was: “Ivo? Ivo Penner?”
“Dat ben ik,” zei Ivo.
“Wilbert. Wilbert Eveneens.” Hij zette zijn zonnebril af en stopte deze in zijn binnenzak. “We hebben bij elkaar in de klas gezeten, op de basisschool.”
“Ach ja,” zei Ivo, die zich langzaam het één en ander begon te herinneren.
“Ik was altijd de langste van de klas. Dat is nu gelukkig wel bijgetrokken. Hoe gaat het ermee?”
“Op zich wel redelijk,” zei Ivo.
“Met mij ook. Ik ben op weg naar mijn werk, in Den Haag, waar ik manager ben in een schoonmaakbedrijf.”
“Wel wel. Manager in een schoonmaakbedrijf. Toe maar.”
“En jij? Wat doe jij in het dagelijks leven?”
“Ik hoop ooit een roman af te ronden.”
“Dat is waar ook. Jij schreef altijd verhalen.”
“Dat klopt. En jij speelde altijd de baas als we gingen voetballen tijdens de pauze. Jong geleerd is oud gedaan.”
Wilbert lachte. “Dat is waar, ja.” Zijn gezicht werd ernstig. “Vonden jullie het vervelend dat ik altijd de baas speelde?”
“Niet als zodanig. Je was alleen vaak agressief. Iedereen die niet naar je luisterde kreeg klappen.”
Wilbert wreef over zijn kin. “Is dat zo? Ik kan me daar niets van herinneren.”
“Toch is het zo,” zei Ivo. “Lig er maar niet teveel wakker van, dat is nu allemaal voorbij.”
“Toch niet,” zei Wilbert. “Ik heb laatst een schoonmaakster op haar billen geslagen. Omdat ze niet naar me wilde luisteren. Ze heeft een klacht ingediend bij de directie, en die heeft mij berispt. Ik deed het echt in een opwelling. Ik wist zelf niet waar het vandaan kwam, maar nu hoor ik jou dus zeggen dat ik dat vroeger ook al deed.”
“Dat klopt,” zei Ivo. “En niet zo'n klein beetje ook. Je hebt zelfs iemand knock-out geslagen. Ik had dan ook eerlijk gezegd verwacht dat je bokser was geworden in plaats van manager.”
“Nee nee,” zei Wilbert. “Gelukkig niet. Bokser, ik moet er niet aan denken. Ik kan niet tegen bloed.”
“Arts zat er dus ook niet in,” zei Ivo.
“Nee. Maar nu ik dit zo hoor vraag ik me af of ik wel manager kan blijven. De schoonmaaksters zijn erg hardleers. Straks doe ik ze nog iets ergers aan.”
“Kom kom. Je bent nu een volwassen kerel.”
“Maar dan nog. Die schoonmaaksters kunnen echt heel vervelend zijn, Ivo. Je weet de helft er nog niet van. Laatst heeft iemand de suiker verwisseld met zout. Een ander laat altijd harde boeren als ik in mijn kantoor zit te mediteren. En zo kunnen we nog wel even doorgaan.”
“Je lijkt wel een beetje op iemand die ik gisteren ontmoet heb,” zei Ivo. “Die zat echter al in een verder stadium. Die wilde een eigen bedrijf starten.”
“Dat kan ik niet doen. Ik ben namelijk mijn huis aan het verbouwen, en dat kost een hoop geld. Het is een oud en gammel huis, uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Om de haverklap komt er ergens een scheur in. Laatst heb ik van pure frustratie een spiegel aan diggelen geslagen. Het gaat echt de verkeerde kant op met mij. Ik ben een gevaar voor de mensheid!”
“Nu niet in paniek raken,” zei Ivo. “Het komt allemaal vast wel goed. Als je maar voldoende rust neemt op zijn tijd.”
Wilbert keek op zijn horloge, en zei: “Ik moet weer verder, anders kom ik te laat.” Hij haalde zijn mobiel tevoorschijn, en vroeg: “Wat is je nummer? Dan kunnen we later misschien nog eens herinneringen ophalen aan vroeger.”
Ivo gaf met enige tegenzin zijn nummer.
“Bedankt,” zei Wilbert, en stopte de mobiel weer in zijn binnenzak. “Ik moet nu echt gaan. Tot later. Ik bel je.”
“Dag,” zei Ivo.
Wilbert fietste verder, en Ivo vervolgde zijn weg naar de kringloopwinkel. Dat zo'n Wilbert mij maar beter niet belt, dacht hij.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Tuesday, October 11, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 38

Hieronder deel 38 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 12. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 37 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Op een gegeven moment naderde Ivo een man van in de dertig, gekleed in een pantalon en zijden overhemd, die Ivo staande hield en zei: “Goedemorgen, meneer, ik heb een vraag. Wat vindt u van draadloze muizen?”
“Niet veel,” zei Ivo.
“Ik ook!” riep de man. Hij stak zijn hand uit, en zei: “Manuel Gilspeen.”
“Ivo Penner,” zei Ivo, en schudde de hand.
Manuel haalde een pakje sigaretten uit zijn binnenzak en stak een sigaret op. “Maakt u zich druk om het milieu?” vroeg hij, nadat hij een flinke trok had genomen.
Ivo schudde zijn hoofd. “Niet echt.”
“Ik ook niet,” zei Manuel. “Ik geloof dat het allemaal wel goed komt. De natuur is er al langer dan vandaag. Die overleeft het wel.”
“Laten we het hopen,” zei Ivo.
“Ik maak me sowieso niet al te druk, om wat dan ook. Nee, ik ben de ontspannenheid zelve. Dat is wel eens anders geweest. Vroeger maakte ik me overal druk om. Maar nu niet meer!”
“Ik merk het,” zei Ivo.
Manuel inhaleerde diep, en zei: “Geen stress meer voor deze jongen! Geen deadlines en targets meer! Niets van dat alles!”
“Goed zo!” zei Ivo.
“Wat dan wel, dat weet ik nog niet precies. Dat zie ik allemaal wel. Het heeft geen zin om je daar druk over te maken. Uiteindelijk komt alles goed. Daar ben ik honderd procent van overtuigd. Nee, het is maar goed dat ik ontslagen ben. Nu heb ik tenminste alle tijd om te werken aan mijn grote droom.”
“En dat is...?”
“Een eigen bedrijf.”
“Ach zo.”
Manuel nam een fikse trek van zijn sigaret, en zei, de rook voor zich uit blazend: “Een perfect, smetteloos, puur, zuiver eigen bedrijf.”
“Het is het proberen waard,” zei Ivo.
“Ik ga alle boeken lezen die er ooit over bedrijfsvoering geschreven zijn. Ik ga sporten, veel sporten. Veel thee drinken. Groene thee. Mijn nieren helemaal leeg spoelen. Mediteren. Tot ik er knettergek van word.”
“Nu hoor ik je praten,” zei Ivo.
“Ik zal de meest succesvolle persoon op Aarde worden, zo helpe mij God! Niemand zal mij iets kunnen maken! Niemand!”
“Prima!” zei Ivo, en wilde verder lopen.
“Hela!” zei Manuel. “Waar ga je naartoe?”
“Naar huis,” zei Ivo.
“Wacht even! Wat is je nummer? Misschien kunnen we samen gaan sporten!”
“Ik moet nu echt verder,” zei Ivo, en liep verder.
“Tot ziens dan,” zei Manuel.
“Dag, Manuel,” zei Ivo. Hij versnelde zijn pas, tot hij eindelijk thuis was. Hij borg de boodschappen op, smeerde twee boterhammen met kaas, at ze op, en ging met een glas melk achter zijn laptop zitten. En nu maar schrijven, dacht hij. Maar wat? Hij staarde een tijdje naar het witte scherm. Zijn gedachten dwaalden onwillekeurig af naar zijn ontmoeting met Manuel. Als deze man wilde hij nooit worden. Daarom kon hij de rest van de dag misschien maar beter rustig aan doen. Hij zette de laptop uit, nam een boek uit de boekenkast, en ging op zijn fauteuil zitten lezen. Niemand stoorde hem verder die dag.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Saturday, October 1, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 37

Hieronder deel 37 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 36 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Ivo was inmiddels gearriveerd bij de Super Duper. Hij keek op zijn horloge: 11:07. Wendy de Smeet zou zich wel zorgen maken over waar hij bleef. Hij liep naar de groenteafdeling, maar daar was geen Wendy te bekennen. Misschien is ze inmiddels bevallen van haar kind, dacht Ivo bij zichzelf. Hij keek nog één keer om zich heen. Eén van de vakkenvullers, een blondine van in de twintig, zag het, en vroeg aan Ivo: “Kunt u het vinden?”
“Nou,” zei Ivo, “ik had hier om elf uur afgesproken met een zwangere vrouw, maar ik denk dat ze inmiddels bevallen is, en thuis op bed ligt.”
“Dat is goed mogelijk. Hoe heet ze? Misschien ken ik haar.”
“Wendy de Smeet.”
“Hmm. Die ken ik niet. Er komen hier ook zoveel mensen. Soms word ik er wel eens duizelig van. Dan ga ik op mijn hurken zitten, en tel ik tot tien.”
“Helpt dat?”
“Vaak wel.” Ze stak haar hand uit, en zei: “Gonnie van Laster.”
“Ivo Penner,” zei Ivo, en schudde de hand. “Je ziet er niet echt uit als een Gonnie. Eerder als een Jessica.”
“Dat zeggen wel meer mensen. Toch heet ik Gonnie. Ik kan er niets aan doen. Mijn moeder vond dat een mooie naam, en mijn vader kon het weinig schelen hoe ik zou gaan heten, omdat hij alleen maar bezig is met zijn werk.”
“Wat voor werk mag dat wel wezen?”
“Trendwatcher. De hele dag zit hij mensen te kijken op terrasjes.”
“Is dat wat trendwatchers doen?”
“Hij in ieder geval wel.”
“Hoe doet hij dat in de winter?”
“Dan zit hij binnen, in de meest uiteenlopende cafés. Vaak komt hij dronken thuis en slaat hij mij met een zweep. Wil je de striemen zien?”
“Nee, dank je.”
“Hij zegt dat huiselijk geweld steeds vaker voorkomt in Nederland. Maar dat is toch geen rechtvaardiging voor zijn gedrag?”
“Dat lijkt me niet,” zei Ivo.
“Toch blijft hij ermee doorgaan. Hij is een slechte man. Mijn moeder laat hij met rust. Dat is toch ook niet eerlijk? Zij heeft verzonnen dat ik Gonnie zou gaan heten, terwijl ze wist dat mijn vaders moeder, die mijn vader altijd sloeg met een meetlat, ook Gonnie heette.”
“Leuke ouders heb jij.”
“Zwijg me ervan. Mijn vader is alleen maar bezig met trendwatchen. Toen hij hoorde dat ik Gonnie zou gaan heten werd hij razend. Maar toen was het al te laat. Als mijn moeder eenmaal een besluit heeft genomen, dan is dat definitief.” Ze zuchtte, en zei: “Niemand heeft haar aan het verstand kunnen peuteren dat ze beter niet kon trouwen met een trendwatcher. Toch doet ze het. Sommige mensen leren het ook nooit.”
“Dat is een waar woord,” zei Ivo.
“Ik probeer maar zoveel mogelijk te werken, om uiteindelijk genoeg geld te hebben om op mezelf te kunnen gaan wonen, op een plek zo ver mogelijk van mijn vader vandaan. Australië dus, of Nieuw-Zeeland. Daar schijnen veel Nederlanders naartoe te gaan.”
“Het is zeker een trend,” zei Ivo.
Gonnies benen begonnen te trillen. Ze begon te zweten, en haar gezicht verbleekte.
“Gaat het?” vroeg Ivo.
“Het is...,” stamelde Gonnie, “het is net... alsof ik mijn vader bezig hoorde.”
“Hoezo, je vader?” vroeg Ivo. Hij keek om zich heen. “Is hij hier?”
“N-nee,” zei Gonnie, en ging op haar hurken zitten. “T-toen jij zei: 'Het is een trend', t-toen leek het net alsof ik mijn vader bezig hoorde.” Ze stond weer op, en veegde het zweet van haar voorhoofd.
“Heb je dat wel vaker?” vroeg Ivo.
Gonnie knikte zwakjes, vermande zich, en zei: “Ik eh... ik ga maar weer eens verder met werken.”
“Prima,” zei Ivo. “Tot ziens.”
“Tot ziens.”
Ivo keek nog even, en ging toen verder met boodschappen doen. Hij stopte alles wat hij nodig had vanuit de schappen in zijn mandje, rekende af bij de kassa, en ging op weg naar huis.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Tuesday, September 20, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 36

Hieronder deel 36 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 12. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 35 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


12

De volgende dag was het maandag. Tijd om naar de Super Duper te gaan voor de nodige boodschappen. Na de gebruikelijke ochtendhandelingen ging Ivo op weg. Halverwege begon zijn mobiel te rinkelen. Hij nam op.
“Goedemorgen, Ivo. Servaas Knol hier. Heb je nu toevallig tijd om je cd op te komen halen?”
“Nee, Servaas. Ik ben net op weg naar de supermarkt om boodschappen te gaan doen.”
“Kun je niet eerst bij mij langs?”
“Nee.”
“En vanmiddag? Heb je dan tijd?”
“Vanmiddag wil ik gaan schrijven.”
“Aan je roman?”
“Ja.”
“Hoe ver ben je al?”
“Niet ver.”
“Oh. Komt dit gesprek er ook in?”
“Waarschijnlijk niet, Servaas. Ik heb besloten een puur fictieve roman te gaan schrijven.”
“Dus ons vorige gesprek komt er ook niet in?”
“Nee.”
“Jammer. Maar: even goede vrienden. Heb je zaterdag nog naar Studio Sport gekeken?”
“Nee.”
“Spijtig. Als je goed keek kon je mij in het publiek bij de wedstrijd Heracles-VVV zien zitten. Maar dat heb je dus niet gezien.”
“Nee.”
“VVV heeft, sinds ze gelijk speelden tegen PSV, voorgoed mijn hart gestolen. Ik hoop dat ze in de Eredivisie blijven. Ga jij wel eens naar voetbalwedstrijden, Ivo?”
“Nee, nooit.”
“Dan wordt dat de hoogste tijd. Aanstaande zondag speelt VVV tegen Roda JC. Heb je zin om dan mee te gaan?”
“Liever niet, Servaas. De zondag is voor mij een rustdag.”
“Ach zo. We kunnen ook een keer op een zaterdag gaan. Ik hou je wel op de hoogte. Je moet echt een keer een wedstrijd van VVV meemaken. Ze spelen zeer aantrekkelijk voetbal.”
“Dat zal best,” zei Ivo.
“Normaal gesproken ga ik altijd met een goede vriend van mij, maar die heeft vrijdag totaal onverwacht zelfmoord gepleegd.”
“Gecondoleerd,” zei Ivo.
“Dank je,” zei Servaas. “Ik ben er nog steeds een beetje ondersteboven van. Trek het je maar niet aan, daar kun jij ook niets aan doen. Met de zaken gaat het in ieder geval nog goed. Dat is het allerbelangrijkste. Servaas Knols Rariteitenkabinet, die blijft nog wel even bestaan. Heb je onze website al bezocht?”
“Nee.”
“Jammer. Anders had je kunnen lezen dat ik een zakdoek van wijlen Harry Mulisch in de aanbieding heb. Dat zal jou, als schrijver, vast wel interesseren.”
“Niet echt.”
“Nee? Dan misschien een zakdoek van een andere schrijver?”
“Nee. Ik heb genoeg zakdoeken.”
“Nou ja, dan moet je het zelf maar weten. Mocht je je bedenken: je hebt mijn nummer. Ik vind het wel jammer dat je vanmiddag geen tijd hebt. Die cd van jou ligt hier maar te liggen. Af en toe lijkt het net alsof ik hem – heel gek – hoor huilen.”
“Dat zal wel verbeelding zijn.”
“Misschien. Het kan ook mijn buurvrouw zijn. Die heeft nog steeds geen reactie gekregen op haar brief aan Jim Henson. In die brief heeft ze hem ten huwelijk gevraagd, maar ik denk niet dat Jim daar op ingaat, aangezien mijn buurvrouw zo labiel is als wat. Of had ik dat al verteld?”
“Nog maar één keer, Servaas.”
“Oh. Ik moet nu ophangen, want volgens mij staat ze op mijn voordeur te bonzen. Tot horens of tot ziens maar weer.”
“Dag, Servaas.” Ivo hing op en stopte de mobiel weer terug in zijn binnenzak.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Saturday, September 10, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 35

Hieronder deel 35 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 11. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 34 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


De zon scheen. Dat deed ze al geruime tijd. Ivo kon daar alleen maar blij mee zijn. Regen was aan hem niet besteed, zeker als hij buiten liep. In het Westerpark ging hij op een bankje zitten. Hij keek naar de vogels in het water, en gaf zich over aan mijmeringen. Wat voor roman zou hij eens schrijven? Een thriller? Nee, dat leek hem te afgezaagd. Een fantasyverhaal? Een sciencefictionverhaal? Mogelijkheden genoeg. Ondertussen zat hij hier in dit park op een bankje, en niet thuis achter zijn laptop. Wilde hij wel echt een roman schrijven? Op een gegeven moment hoorde Ivo zacht gefluit, dat steeds luider werd. Het kwam van rechts. Ivo keek. In de verte kwam een gestalte in een rokkostuum aanlopen. Het was Jaap de Klover, de parttime zwerver. Deze zwaaide uitbundig. Ivo zwaaide terug. Jaap versnelde zijn pas. “Wel wel wel,” zei hij, toen hij tot bij het bankje genaderd was, “wie we hier hebben. Ivo Penner, als ik me niet vergis?”
“Dat klopt,” zei Ivo, bekeek Jaaps rokkostuum, en zei: “Wat zie je er sjiek uit.”
“Dank je,” zei Jaap. “Dat zit zo: er is vanavond een benefietavond voor zwervers in restaurant De Oever. Ik dacht: laat ik me netjes kleden, want het personeel van De Oever doet de laatste tijd steeds moeilijker over mijn aanwezigheid daar. En misschien ontmoet ik wel een charmante zwerfster.”
“Ik hoop het voor je,” zei Ivo. “Komen er alleen maar zwervers naar die avond?”
Jaap schudde zijn hoofd. “Ook rijke mensen. Maar we zitten in aparte zalen. De rijken betalen het eten voor de zwervers. Ik ga natuurlijk als zwerver. Maar ik ben van plan zo nu en dan van zaal te wisselen. Ik hoop alleen dat het personeel het goed vindt. Ze kunnen het niet hebben dat iemand met zoveel geld als ik zwerft. Maar dat moet ik toch zeker zelf weten? We leven in een vrij land.”
“Dat is waar,” zei Ivo.
Samen keken ze naar de vogels in het water.
“Heb je nog wat bijzonders meegemaakt?” vroeg Ivo op een gegeven moment.
Jaap dacht na. “Ja, nu je het zegt. Ik liep laatst door het park, toen ik opeens een zachte stem om hulp hoorde roepen. Het kwam uit de sloot. Ik daarnaartoe. Bleek er een invalide in een elektronische rolstoel in te liggen. Hij zei dat het mechaniek van de besturing van zijn rolstoel op hol was geslagen, en dat hij zo de sloot in was gereden. Dus heb ik hem er weer uitgevist, en een ambulance gebeld. Hij was zwaar onderkoeld. Ja, je maakt wat mee.”
“Zeker,” zei Ivo.
“Goed dat ik mijn mobiel bij me had. Die heb ik altijd bij me. Soms verdwaal ik, en dan is het wel handig als ik kan opzoeken waar ik precies ben, zodat ik de weg naar huis weer kan vinden. Sommige fulltime zwervers kijken mij om die reden met de nek aan. De charme van het zwerven is volgens hen nu juist dat je af en toe de weg kwijt bent, zowel letterlijk als figuurlijk. Sorry, maar als het donker begint te worden ga ik het liefste zo snel mogelijk terug naar huis. 's Nachts kan het erg gevaarlijk zijn buiten.”
“Dat wil ik geloven,” zei Ivo.
“En terecht. Een collega-zwerver van mij is 's nachts een keer aangevallen door een wolf. Een wolf, kun je het geloven? En dat in deze regionen.”
“Weet je zeker dat het een wolf was, en niet bijvoorbeeld een zwerfhond?”
“Ik zweer het je: een wolf. Joost mag weten hoe die hier verzeild is geraakt. Maar goed, ik probeer dus altijd vóór tienen thuis te zijn. Dan kan ik tenminste het journaal ook nog zien. Je wilt als mens toch een beetje op de hoogte blijven van wat er zoal speelt in de wereld.”
“Uiteraard,” zei Ivo.
“Wat ze nu weer van plan zijn met de hypotheken, man man man. Daar word ik niet vrolijk van. Maar goed, we slepen ons er maar doorheen. Veel meer kun je als zwerver niet doen.”
“Dat zul jij wel het beste weten,” zei Ivo.
“Ja,” zei Jaap.
Ze zwegen, en keken nog wat naar de watervogels in het water.
“Mooie beesten zijn het, die watervogels,” zei Jaap.
“Zeker,” zei Ivo.
Jaap keek op zijn horloge, en zei: “Ik ga maar weer eens verder.”
“Doe dat,” zei Ivo.
Jaap stond op en verdween.
Ivo bleef nog even zitten, tot het tijd was om naar huis te gaan. Tijdens de reis naar huis sprak niemand hem aan, wat hem wel goed uitkwam. Eenmaal thuis maakte hij het avondeten klaar en at hij het op. Na de afwas las hij in een boek, keek hij tv, en ging hij naar bed.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Tuesday, August 30, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 34

Hieronder deel 34 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 33 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Ivo liep alsmaar verder, tot hij het huis van zijn ouders bereikte. Hij belde aan. Zijn moeder deed open. “Ha Ivo,” zei ze. “Kom binnen.”
Ivo volgde haar naar de woonkamer. Daar zat zijn vader de krant te lezen. “Goedemorgen,” zei Ivo.
“Goedemorgen, Ivo,” zei Abraham.
Ivo ging schuin tegenover zijn vader aan tafel zitten, en zei: “Ik zie dat je weer een bril draagt?”
“Dat heb je goed gezien,” zei Abraham.
“Wil je koffie, Ivo?” vroeg Hetty.
“Doe maar,” zei Ivo.
“En een stuk appeltaart?”
“Daar zeg ik geen nee tegen.”
Hetty liep naar de keuken en kwam even later terug met een kop koffie en een stuk appeltaart, die ze voor Ivo op tafel zette. “Het is appeltaart van Bakkerij Moggelkop, aan de Bakoestraat. Die is de beste van de regio.”
Ivo nam een hap en knikte goedkeurend.
“Ciska van Opperland gaat daar ook altijd heen,” ging Hetty verder. “Gisteren vierde ze dat ze haar honderdste kaart heeft verkocht. Ze houdt dat bij op de computer. Wij mochten er ook bij zijn. Toen had ze dezelfde appeltaart als deze. Je hoeft haar niet te vertellen wat lekker is. Mij ook niet.” Ze keek minzaam toe hoe haar zoon de appeltaart oppeuzelde, en vroeg: “Hoe gaat het met je roman?”
“Niet zo best,” zei Ivo. “Ik zit er nu aan te denken om een volkomen fictieve roman te gaan schrijven.”
“Volkomen fictief? Dat lijkt me erg moeilijk. Maar je zal het zelf wel het beste weten. Ciska's man heeft een boek over draaiorgels geschreven. Dat zou jij eventueel ook nog kunnen doen, maar dan niet over draaiorgels.”
Ivo schudde zijn hoofd. “Ik schrijf het liefste een roman.”
“Dat moet je natuurlijk zelf weten. Je bent oud en wijs genoeg. En anders kun je altijd nog bij de krant gaan werken.”
“Liever niet,” zei Ivo, en nam een slok van zijn koffie. Hij keek naar zijn vader, en zei: “Staat er nog iets interessants in de krant, vader?”
“Nu je het zegt,” zei Abraham, “wat ik hier nu toch lees. Ze hebben tijdens opgravingen een skelet van een Neanderthaler gevonden, samen met een trombone. Ze zijn nog aan het onderzoeken of de twee verband houden met elkaar. Het zou toch wat zijn als de oermensen al trombones hadden? De trombone is niet voor niets één van mijn favoriete instrumenten. Je kunt me iedere nacht wakker maken voor een trombonesolo. Sterker nog, onze nieuwe buren doen dat ook.”
Ivo trok een wenkbrauw omhoog. “Hebben jullie nieuwe buren?”
Hetty kwam tussenbeide, en zei: “Dat zijn geen nieuwe buren, Abraham, dat zijn mensen die tijdelijk met onze buren hebben geruild van woning. Als een soort van vakantie. Hoe vaak moet ik je dat nog uitleggen?” Ze keek naar Ivo, en zei: “Je vader wordt steeds vergeetachtiger.”
“Ik word helemaal niet vergeetachtig,” zei Abraham. “Ik vind het alleen nogal moeilijk te geloven dat de buren slechts tijdelijk weg zijn. Vier weken vind ik erg lang voor een vakantie.”
“Vier weken gaat nog net,” zei Hetty. “Veel langer moet een vakantie voor mij niet duren. Ik zou mijn keuken teveel gaan missen. Ik weet alles te liggen in mijn keuken. Op vakantie niet. Ik ben tijdens onze vakantie in Bulgarije eens twee uur op zoek geweest naar een spatel.”
“Ik kan me die vakantie nog goed herinneren,” zei Abraham. “We kregen op de terugweg een lekke band. Een handtastelijke Sloveen heeft ons toen nog geholpen om het wiel te verwisselen. Godzijdank is dat allemaal goed gegaan.”
“Was die Sloveen handtastelijk?” vroeg Hetty. “Daar heb ik anders niets van gemerkt.”
“Dan heb je geluk gehad,” zei Abraham. “Toen we afscheid namen heeft hij mij volgens mij wel tien keer een hand gegeven.”
“Misschien was hij ook vergeetachtig, net als jij,” zei Hetty.
“Ik ben niet vergeetachtig!” riep Abraham uit.
Ivo voelde de spanning toenemen en besloot snel van onderwerp te veranderen. “Wanneer gaan jullie precies op vakantie?” vroeg hij.
“Dat weten we nog niet,” zei Hetty.
“In ieder geval vóór de Tour de France begint,” zei Abraham.
Hetty fronste haar voorhoofd, en zei: “Sinds wanneer ben jij geïnteresseerd in de Tour de France?”
“Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in de Tour de France. Dat zou jij toch moeten weten. Jij koopt iedere zomer een gele trui voor mij.”
“Ik dacht dat geel je favoriete kleur was,” zei Hetty.
“Dat is het ook,” zei Abraham. “Wat is jouw favoriete kleur, Ivo?”
“Rood. Dat schijnt een rustgevende kleur te zijn.”
“Is dat zo? Als ik voor het rode licht sta word ik altijd ongeduldig,” zei Abraham.
“Dan moet je meer graanproducten eten,” zei Ivo.
“Hoe weet je dat allemaal?” vroeg Hetty aan haar zoon.
“Mijn geheugen is als een spons,” zei Ivo.
“Dat heb je dan zeker van mij,” zei Hetty.
“Waarom niet van mij?” vroeg Abraham verontwaardigd. “Mijn geheugen is ook als een spons. Sterker nog, als een magneet.”
“Met magneten is het uitkijken,” zei Ivo. “Je moet ze nooit op een computer leggen. Dan ben je alle informatie kwijt.”
“Ik heb computers nooit begrepen,” zei Hetty. “Computers leven niet, maar wekken wel die indruk. Is dat niet griezelig?”
“Tja,” zei Ivo, en bekeek zijn horloge: 11:52.
“Blijf je eten?” vroeg Hetty aan haar zoon.
“Dat is goed,” zei Ivo.
Ivo bleef eten, en na de lunch ging hij op weg naar het Westerpark, om daar even te gaan zitten.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Saturday, August 20, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 33

Hieronder deel 33 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 11. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 32 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


11

De volgende dag was het zondag. Ivo werd met een lichte kater wakker. Niet omdat hij teveel had gedronken (dat had hij niet), maar omdat hij helemaal opnieuw moest beginnen met het verzinnen van een idee voor een roman. Maar eerst zou hij op bezoek gaan bij zijn ouders. Hij deed zijn jas aan, stopte zijn mobiel in zijn binnenzak, sloot zijn woning af, en ging op weg. Het was rustig op straat. Ivo begon steeds sneller te lopen, tot zijn benen begonnen te tintelen. Daarom vertraagde hij zijn pas weer. Op een gegeven moment zag Ivo in de verte een jonge vrouw op de stoep liggen. Ze was gekleed in een topje en een minirok, en had een lege whiskyfles in haar rechterhand geklemd. Ze had hem reeds gezien, en riep: “Meneer! Meneer! Mag ik u wat vragen? Waar zit meer alcohol in, w-whisky of wo-wodka?”
“Dat weet ik niet,” zei Ivo.
“Ik denk wodka.” Ze bekeek hem van top tot teen, en vroeg: “Waar gaat u naartoe?”
“Naar mijn ouders.”
“Uw ouders? Dat is een goed idee. Misschien hebben zij nog d-drank in huis. Is het goed als ik met u m-meega?”
“Nee,” zei Ivo.
“Ah tóe,” zei de vrouw, “voor deze ene keer?”
Ivo schudde zijn hoofd.
“Dus u laat me hier l-liever l-liggen?”
Ivo haalde zijn schouders op, en zei: “Waarom ga je niet naar huis?”
“Iedere keer als ik probeer op te staan word ik duizelig.”
“Dan kun je dus ook niet mee naar mijn ouders,” zei Ivo.
“Jawel. Als u mij draagt.”
“In geen honderd jaar,” zei Ivo.
De vrouw fronste haar voorhoofd, en zei: “U bent een slechterik.”
Ivo negeerde deze opmerking en liep verder.
“Wacht!” zei de vrouw. Ze ging op haar bips zitten, boog voorover, stond langzaam op – waarbij ze maar met moeite haar evenwicht kon bewaren – en liep achter Ivo aan. “Niet zo snel!” riep ze.
Een raam van één van de woningen in de straat opende zich. Een man stak zijn hoofd naar buiten, en riep: “Hé daar! Kan het wat zachter?”
Ivo en de vrouw, die – wat Ivo niet wist – Sanne heette, keken hem aan. Sanne riep: “Meneer! Ik word beroofd!”
Een ander raam ging open. “Wat is dat voor herrie?” vroeg een vrouw, die haar hoofd naar buiten stak.
“Ze wordt beroofd,” zei de man in de andere raamopening, “maar door wie is mij nog niet helemaal duidelijk.” Hij keek weer naar Sanne. “Door wie word je beroofd, meisje?” vroeg hij.
“Door die man daar,” zei Sanne, en wees naar Ivo, die inmiddels bijna de straat uit was. “Ho! Stop!” zei ze. “Niet zo snel!” Ze strompelde achter Ivo aan.
“Beroving is niet iets om grapjes over te maken, jongedame,” zei de vrouw in de andere raamopening. “Ik ben zelf ooit bijna beroofd, en daar slaap ik nog steeds slecht van. Helemaal als er mensen buiten staan te schreeuwen. Scheer je weg!”
“Meneer!” riep Sanne naar Ivo. “Wacht op mij!”
Maar Ivo was al uit het zicht verdwenen.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Tuesday, August 9, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 32

Hieronder deel 32 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 10. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 31 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Ivo keek op zijn horloge: bijna vier uur. Tijd om naar huis te gaan en eten te koken. Vol goede moed ging hij op weg. Nu maar hopen dat niemand hem zou aanspreken. Een jongeman van in de twintig met lang blond rastahaar en een ietwat sullig eirond gezicht hield Ivo staande, en vroeg: “Weet u misschien de dichtstbijzijnde disco?”
Ivo dacht na, en zei: “Dan moet je bij Multiplex zijn. Die kant op.” Hij wees in de richting van het centrum.
“Dank u wel. Mijn ex gaat graag naar de disco. Ik hoop dat ik haar vanavond niet tegenkom.”
“Dat kan ik me voorstellen,” zei Ivo, en wilde verder lopen, maar de jongeman zei: “Ze heeft het een week geleden uitgemaakt.”
“Vervelend voor je,” zei Ivo.
“Ja. Wilt u weten waarom? Ze vindt me niet volwassen genoeg. Ik, niet volwassen genoeg? Wat een onzin. Ze is zelf niet volwassen genoeg, met haar irritante tics. Ik weet nog goed dat ze me, iedere keer als ik lag te slapen, begon te kietelen. De herinnering alleen al vervult me met afgrijzen. Ik kan er namelijk totaal niet tegen. Maar zij hield daar geen rekening mee, zei dat ik me aanstelde. Haar vorige vriendjes hadden er volgens haar nooit over geklaagd.”
“Vreemd.”
“Inderdaad. Terugkietelen als zij sliep kon niet, want thuis sliep ze nooit. Dat deed ze alleen maar op haar werk.”
“Wat voor werk mag dat dan wel wezen?” vroeg Ivo ongelovig.
“Ze is proefpersoon voor slaaponderzoeken.”
“Aha.”
“Vreselijk was het. Als ze thuiskwam zat ze vol energie, terwijl ik juist bekaf was. Ik ben namelijk tester van sportkleding. Ik breng mijn werkdagen sportend door.”
“Naar tevredenheid?” vroeg Ivo.
“Ja. Maar zij klaagde altijd dat ik nooit met haar ging sporten. Sorry, maar als ik vrij ben ga ik echt niet sporten. Ik sport de hele dag al. En zo was het altijd wat. Toch mis ik haar heel erg. Ik moet nu alles zelf doen. Dat valt niet altijd mee. De afgelopen week is een ramp geweest.”
“Dat wil ik geloven.”
“Ik zal me trouwens even voorstellen: Jan Letterzetter.”
“Ivo Penner.”
“Aangenaam. Wat zijn uw plannen voor vanavond?”
“Zeg maar je.”
“Wat zijn je plannen voor vanavond?”
“Ik wilde net naar huis gaan om te beginnen aan mijn roman.”
“Een roman?” zei Jan. “Toe maar. En dat op zaterdagavond. Je moet wel heel toegewijd zijn.”
“Dat valt wel mee,” zei Ivo. “Ik ben het al een hele tijd van plan, maar het komt er steeds niet van.”
“Dan zal ik je niet langer lastigvallen,” zei Jan. “Fijne avond nog verder.”
“Insgelijks,” zei Ivo, en liep verder. Thuis ging hij achter zijn laptop zitten. Hij las de notities die hij had gemaakt. Ze bevielen hem niet echt. Een autobiografische roman schrijven was misschien toch niet zo'n goed idee. Maar wat moest hij dan? Daar zou hij nog over nadenken. Hij schakelde de laptop uit en zette de tv aan. De rest van de avond keek hij naar een film, alvorens naar bed te gaan.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Saturday, July 30, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 31

Hieronder deel 31 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het begin van hoofdstuk 10. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 30 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


10

Ivo Penner liep door de Dorpsstraat. De lentezon scheen haar zonnestralen op de Aarde. Het was redelijk druk op straat, en de terrasjes zaten vol. Ivo hoopte dat hij zonder kleerscheuren zou arriveren op zijn bestemming. Op enige afstand zag Ivo een pokdalige brunette met een klembord en een pen in haar handen. Toen Ivo haar naderde vroeg ze: “Goedendag meneer, wilt u mijn petitie tekenen?”
“Waar is het voor?” vroeg Ivo.
“Het is een petitie voor de vrijlating van Onno Beugelbaars, mijn vriend. Die zit in de gevangenis.”
“Hoezo?”
“Hij heeft een bank beroofd.”
“Dan is het maar goed dat hij gevangen zit.”
“Maar ik mis hem heel erg. Ik wil hem continu bij me hebben.”
Ivo fronste zijn voorhoofd. “Waarom?”
“Om erop toe te zien dat hij niet weer een bank berooft.”
“Dan kan hij beter in de gevangenis blijven.”
“Nee,” zei de brunette. “Hij kan immers ontsnappen, en opnieuw een bank gaan beroven. Dat wil ik tegen elke prijs voorkomen, want als ze hem dan pakken weet ik zeker dat hij geen pardon meer zal krijgen. Nu bestaat er tenminste nog een kleine kans, als genoeg mensen mijn petitie tekenen. Ik ga voor één miljoen handtekeningen.”
“Hoeveel heb je er al?”
“Zeven. Wordt u de achtste?”
“Nee. Criminelen horen in de gevangenis.”
“Maar hij is te zachtmoedig voor de gevangenis.”
“Zachtmoedig? En toch heeft hij een bank beroofd?”
De brunette knikte. “Hij had geld nodig voor een liposuctie. Hij was zo dik dat hij met moeite kon lopen. Daarom heeft de politie hem ook kunnen pakken.”
“Terecht.”
“Ik vind van niet. Normaal gesproken doet Onno geen vlieg kwaad. Maar hij kon er niet meer tegen dat de mensen hem een dikzak noemden, en zag geen andere optie. Diëten houdt hij niet vol, lichaamsbeweging ook niet, en een maagverkleiningsoperatie vindt hij te riskant. Wilt u echt mijn petitie niet tekenen?”
“Nee. Trouwens, tegen de tijd dat jij één miljoen handtekeningen hebt is je vriend allang weer vrij.”
“Dat hoop ik niet. Ik hoop op een sneeuwbaleffect. Hoe meer mensen over mijn Onno horen, hoe beter. Ik heb ook een website geopend, en de media ingelicht. Op die manier moet het goed komen. En anders ga ik voor vijfhonderdduizend handtekeningen. Of tweehonderdduizend. Of honderdduizend. Ik zie wel.” Ze keek hem aan, en zei: “Dus u wilt echt mijn petitie niet tekenen?”
“Nee,” zei Ivo. “Weet je vriend trouwens dat je dit voor hem doet?”
“Ja. Hij steunt me waar hij kan. Het gevangenisvoedsel smaakt hem namelijk voor geen meter. Dus wil hij zelf ook zo snel mogelijk vrijkomen.”
“Daar was ik al bang voor.” Ivo keek op zijn horloge, en zei: “Ik moet weer verder. Tot ziens.” Ivo liep verder. Het is nog maar de vraag of ik mijn boek ooit afkrijg, dacht Ivo bij zichzelf. Als ik het eigenlijke schrijven ervan maar blijf uitstellen komt het er misschien nooit van. De gesprekken die hij voerde konden weliswaar als inspiratie dienen voor zijn roman, maar ze leidden hem ook steeds af van het benodigde denkwerk dat hiervoor nodig was. Wat dat betreft waren ze zowel een zegen als een vloek. Ivo liep inmiddels de Zeeman binnen. Hij nam vier onderbroeken, rekende ze af, en stopte ze in zijn rugzak.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Tuesday, July 19, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 30

Hieronder deel 30 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Dit is het slot van hoofdstuk 9. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 29 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Het Lentefeest was in volle hevigheid bezig. Overal stonden kraampjes, waar mensen hun waren hadden uitgestald. Er was een springkussen voor de kinderen, en een clown die ballonfiguren vouwde. En natuurlijk een pony om een rondje op te rijden. Ivo liep de kraampjes langs, op zoek naar een cadeau voor zijn moeder, die over enkele weken zou verjaren. Op een gegeven moment kwam hij bij een kraam met waardebonnen voor allerlei culinaire activiteiten in Zoetermeer, zoals een kookcursus bij een participatiecentrum, wijn proeven in een Frans restaurant, en een workshop pizza's bakken bij de Italiaan. Achter het kraampje stond een man van in de vijftig met een grijze stoppelbaard en een ouderwetse bril op zijn neus. “Kan ik u ergens mee helpen?” vroeg hij aan Ivo.
Ivo knikte. “Ik zoek een leuk cadeau voor mijn moeders verjaardag.”
“Ah,” zei de man triomfantelijk, “dan heb ik hier iets heel speciaals: waardebonnen voor een etentje bij een restaurant naar keuze.”
Ivo wreef nadenkend over zijn kin. “Hoeveel kost dat?”
“Dat is het mooie: dat kunt u zelf bepalen. Twintig, dertig, veertig euro – alles is mogelijk.”
“Doet u dan maar eentje van twintig euro.”
“Prima,” zei de man. Hij pakte een officieel uitziende waardebon en zette erop: “twintig euro (20)”. Tevens drukte hij er een stempel op. “Dat wordt dan twintig euro,” zei hij.
Ivo haalde het geld uit zijn portemonnee, en gaf het aan de man achter de kraam, die Ivo de waardebon overhandigde. Het was een kleurrijk papier, met sierlijke letters en krulstrepen. De stempel onthulde dat de man Bertus Hinkelspek heette.
“Uw moeder zal er erg blij mee zijn,” zei Bertus.
“Dat denk ik ook,” zei Ivo. “Ze eet graag.”
“Wie niet?” zei Bertus, en klopte op zijn buikje.
“Ik eet op zich ook wel graag, behalve brood. Dat begint me een beetje te vervelen. Iedere ochtend twee boterhammen met jam, en tussen de middag twee met kaas, dat komt me zo langzamerhand de neus uit.”
“Dat wil ik geloven. Misschien iets meer variëren. Mijn zoon eet ook steeds hetzelfde. Hij is autistisch. Hij is erg goed met computers. De bedrijven staan om hem te springen. Bent u ook goed met computers?”
“Ik weet hoe ik ze moet bedienen,” zei Ivo.
“Dan bent u al verder dan ik. Ik heb twee linkerhanden wat computers betreft. Dat zou bij mij trouwens niet zo erg zijn, want ik ben links. Twee linkerhanden hebben is typisch een gezegde dat door rechtshandigen bedacht is. Ik ben ervan overtuigd dat de wereld er beter uit zou zien als er meer linkshandigen op de wereld waren. Linkshandigen zijn vaak veel creatiever. Bent u linkshandig?”
Ivo schudde zijn hoofd. “Maar mijn linkerbeen is redelijk ontwikkeld.”
“Met voetballen ben ik dan weer rechts,” zei Bertus. “Vreemd is dat eigenlijk.”
“Ja,” zei Ivo.
“Hoe oud wordt uw moeder, als ik vragen mag?”
“Vierenzestig.”
“Aha. Zelf ben ik van een wat latere generatie. Opgegroeid zoals je dat zou verwachten. Tientallen banen gehad, maar nergens kunnen aarden. Dus ben ik maar voor mezelf begonnen, met de handel in waardebonnen.”
“Naar tevredenheid?”
“Het gaat. De meeste mensen geven niet graag waardebonnen. Ik leef vooral van mensen als u. Mijn zoon geeft me voor mijn verjaardag ook altijd waardebonnen. Alleen zijn die niets waard. Voor mijn laatste verjaardag gaf hij mij een waardebon voor het herstellen van een lekke fietsband. Ik fiets namelijk graag. Maar ik heb nog steeds geen lekke band gekregen. Zul je natuurlijk net zien, dat als ik er eentje krijg, hij al uit huis is, en in Amerika zit. Hij wil namelijk stage gaan lopen bij het hoofdkantoor van Microsoft. Hij zou daar goed passen.”
“Bill Gates schijnt ook een autist te zijn,” zei Ivo.
“Dat verbaast me niets,” zei Bertus. “Nee, computers zijn aan mij niet besteed.”
“Hoe maakt u dan die waardebonnen?”
“Dat doet mijn zoon voor me. Tegen betaling, de gierigaard.” Hij schudde afkeurend zijn hoofd, en zei: “Mijn eigen vlees en bloed. Waar zijn we de fout in gegaan?”
“U zei net zelf dat de bedrijven om hem zitten te springen.”
“Dat is nu juist het probleem. Door het succes is hij naast zijn schoenen gaan lopen. Hij wil nota bene VVD stemmen. Maar niet zolang hij in mijn huis woont. Zolang hij bij ons woont heeft hij maar PvdA te stemmen. Mijn huis, mijn regels.”
“Houdt hij zich daaraan?”
“Zelf zegt hij van wel. Maar voor de zekerheid brengen we hem ons socialistisch gedachtegoed bij, terwijl hij slaapt. Dan sluipen we zijn kamer in en lezen we zachtjes Das Kapital van Karl Marx voor. Dat zal hem leren, de etterbak.”
Ivo keek op zijn horloge: 15:05. Er was nog tijd om even naar het dorpscentrum te wandelen, om daar nieuwe onderbroeken te kopen. Die had hij hard nodig, aangezien een deel van de onderbroeken die hij gebruikte versleten was. Hij nam afscheid van Bertus en ging op weg.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.

Saturday, July 9, 2016

'Gesprekken met Jan en alleman', deel 29

Hieronder deel 29 van 'Gesprekken met Jan en alleman'. Veel leesplezier! Lees ook deel 1 t/m 28 (als je dat nog niet gedaan hebt), en laat me weten wat je ervan vindt!


Ivo las de krant. Er stond weinig in waar hij wat aan had. Toen hij hem had uitgelezen deponeerde hij hem weer in het leesrek. Hij liep nog even langs de folders. Prompt viel zijn oog op een folder van een Lentefeest, dat vandaag, op deze zonovergoten zaterdag, zou plaatsvinden. Daar kon hij wel eens naartoe gaan. Hij las in de folder dat het festijn reeds aan de gang was, op het Marktplein. Dat was vlakbij. Maar eerst zou hij een patatje met kroket gaan halen bij zijn favoriete snackbar aan het Stadhuisplein. Hij stak deze over en liep de friettent binnen. Daar bestelde hij een patat met en een kroket. En een cola, want hij had dorst. Op het Stadhuisplein zocht hij een bankje op om de lekkernijen op te peuzelen. Eindelijk rust, dacht hij. Een vrouw van in de zestig kreeg hem in de gaten en ging naast hem zitten. “Smaakt het?” vroeg ze.
Ivo knikte. “Een patatje met kroket doet een mens toch altijd weer goed.”
“Een waar woord.” Ze stak haar hand uit, en zei: “Truus Ollemakker.”
“Ivo Penner,” zei Ivo.
“Ivo, van Ivoriaan?”
Ivo schudde zijn hoofd. “Zomaar Ivo. Zonder poespas.”
“Oh. De buddy van mijn dochter heet Ivoriaan.”
“Haar buddy? Is ze dan ziek?”
“Ja. Ze heeft de ziekte van Karnauschwitz. Dat is een ziekte die vooral twintigers treft. Mijn dochter is nog maar achtentwintig. Ik schat zo oud als u ongeveer?”
“Zo ongeveer,” zei Ivo.
“Ze is, ondanks haar ziekte, nog redelijk bij de pinken. Ze heeft veel contact met vreemde mensen. Door haar ziekte denkt ze dat het bekenden van haar zijn, maar dat zijn het niet. De meeste mensen die ze bezoekt laten haar wel even binnen, omdat ze altijd zo spontaan is. Dat heeft ze van mij. Ik ben ook heel spontaan. Ik zag u zitten, en kon mezelf niet bedwingen om u aan te spreken.”
“Dat hebben wel meer mensen,” zei Ivo, en nam een hap van zijn kroket. Die was zo heet dat hij halsoverkop naar lucht begon te happen.
“Is het heet?” vroeg Truus.
“Nogal,” zei Ivo. Hij nam snel een slok van zijn cola.
“Je moet je eten altijd goed kauwen. Dat is beter voor de spijsvertering.”
“Dat weet ik,” zei Ivo.
“U bent een man van de wereld, dat merk ik wel. Het zoontje van mijn dochter niet. Die praat nog steeds niet. Terwijl hij al vier is. Ik zei mijn eerste woordje al toen ik elf maanden oud was. Dat was “dada”. Ik zei dat terwijl ik naar een schilderij van mijn vader wees. Hij was een dadaïst, dus mijn ouders dachten dat ik een genie was. Totdat bleek dat ik tegen alles “dada” zei. Ze zijn nooit helemaal van de teleurstelling bekomen. Arme ouders. Ze hebben het erg moeilijk gehad met mij. Niet in het minst omdat ik altijd met van alles gooide. Bestek, koffiekopjes, eten, washandjes, meubilair, niets was mij te gek. Ze hebben me, toen ik oud genoeg was, op handbal gedaan. Mijn trainer heeft me geleerd om alleen nog maar met ballen te gooien. Ik heb veel aan die man te danken. Doe jij wel eens aan sport?”
“Ik wandel veel.”
“Ah, wandelen. Ik kan uren wandelen. Mijn dochter ook. Soms, als we op de camping zitten, gaat ze even een ommetje maken, en loopt ze in één klap naar Putten, omdat ze dan denkt dat ze daar woont. Maar ze woont niet in Putten, ze héét Van Putten. Dat is haar achternaam, omdat ze getrouwd is met Kees van Putten. Soms denkt ze dat hij een hond is, omdat hij Kees heet. Als je de ziekte van Karnauschwitz hebt haal je alles door elkaar. Om moedeloos van te worden.”
“Nou en of.”
“Over mijn gezondheid geen klachten. Ik verzorg mezelf goed. Veel sporten, weinig vet en suiker eten, en iedere avond op tijd onder de wol.” Ze keek hem aan, en zei: “Slaapt u wel goed? U ziet er erg moe uit.”
“Ik slaap prima,” zei Ivo.
“Dat komt zeker door het vele wandelen,” zei Truus.
“Onder andere,” zei Ivo.
“Met wandelen is het wel uitkijken geblazen. Laatst ging ik door allebei mijn enkels. Kun je het geloven? Allebei de enkels! Terwijl ik de volgende dag moest meelopen in een modeshow, op de catwalk. Iedereen dacht dat ik geestelijk gehandicapt was, omdat ik zo gebrekkig liep.”
“Dat kan ik me voorstellen,” zei Ivo.
“Ik had de modeshow natuurlijk kunnen afzeggen, maar wij Ollemakkers geven nooit op. Mijn vader ook niet. Zijn hele leven heeft hij gewijd aan het dadaïsme. Terwijl hij beter surrealist had kunnen worden, want hij was erg goed in surrealisme. Zijn verhaaltjes voor het slapengaan zijn daar het bewijs van. Of vindt u een prinses op een erwt niet surrealistisch?”
“Het hangt ervan af,” zei Ivo.
“Of nog zoiets: drie biggetjes die in huizen wonen. Eentje in een huis van stro. Als dat niet surrealistisch is, wat dan wel? Toch bleef hij dadaïst, omdat zijn grote voorbeeld, Jari Kannibaal, dat ook was. Kannibaal was trouwens niet zijn echte naam. Dat was Mittekönekinne, maar die naam heeft hij wijselijk laten vallen.”
Ivo had inmiddels de patat met en de kroket helemaal opgegeten, en dronk het laatste restje cola op. “Zo, ik ga maar weer eens,” zei hij.
“Prima,” zei Truus.
Ivo stond op, gooide het afval in de afvalbak, nam afscheid van Truus, en liep naar het Marktplein.


(c) Copyright Tom Betoek 2013. All rights reserved.